Dagen in Berlijn 12: Fragebogen

DSC04977
Alliierten Museum

Het Cosima-Filmtheater ligt aan de Varziner Platz, vlakbij de ingang van S-Bahnhof Bundesplatz. Als ik binnenkom heb ik, net als bij Moviemento destijds, het gevoel in een andere tijd te stappen — niet in een kraakpand uit de jaren tachtig, maar in een provinciale bioscoop uit de jaren zestig. Ik wil een flesje chocomel. Ik wil een Mars van voor de tijd dat het zo’n weke, gevulde reep werd, een Mars waar je nog hard in moest bijten om er een stuk af te krijgen.

De bioscoop heeft één zaal. Halverwege de zaal, rechts, komen uit het plafond wat leidingen van de boven de bioscoop gelegen appartementen, die los van de muur naar beneden lopen en in de vloer verdwijnen. Rechts naast het filmscherm brandt een zwak lichtje met daarop de letters W en C. De letters lijken van ‘Gewebe-Klebeband’ te zijn gemaakt, ducttape. Aan de muren wél een dolby-surround-geluidssysteem — een anomalie. De muziek die ik hoor komt echter alleen vanachter het scherm: een muzakversie van Moon River, de klassieker van Henry Mancini en Johnny Mercer, beroemd gemaakt door Audrey Hepburn in Breakfast at Tiffany’s.

Het helpt niet echt om me te bevrijden van het gevoel dat ik weer een jaar of zeven ben en in de zaal zit van een bioscoop of theater in, als ik me niet vergis, de Stationslaan in Goor, Overijssel. En het is nu van lieverlede ook nog ineens kerstmis. Natuurlijk zit ik hier alleen tussen, tel ik in de gauwigheid, nog zo’n twintig andere bezoekers in deze bioscoop, maar geplaagd door zoveel associaties overvalt me een daadwerkelijk gevoel van desolaatheid, een verlorenheid die me inderdaad vooral herinnert aan kerstmis in de jaren zestig: de boom in onze erker, de gekleurde lichtjes, het engelenhaar, de sigarettenrook van mijn vader, zeemzoete Amerikaanse films in zwartwit op tv, en het door mijn moeder klaargemaakte kerstdiner, dat steevast begon met wat we een ‘pasteitje’ noemden, een ‘pasteitje met ragout’, het deeggebakje kant en klaar gekocht en afgebakken in de oven, de ragout uit blik en opgewarmd — bouchée à la reine. De hoge verwachtingen en de banaliteit. Ik heb het nooit goed kunnen verdragen. Gelukkig duurt het niet lang voor de film begint. Zonder reclame vooraf, wat ik opmerkelijk vind.

Hoewel ik het boek nog maar net uit heb, ben ik hier voor Deutschstunde, de filmversie van Lenz’ boek door Christian Schochow die begin oktober in première is gegaan. Ik wilde het boek eerst gelezen hebben voordat ik hier naar toe ging, al probeer ik altijd boek en film als twee verschillende zaken te beschouwen. Opmerkingen als ‘het boek was beter’ zijn aan mij niet besteed: een boek is goed of niet; datzelfde geldt voor een film, naar welk boek hij ook gemaakt is. Maar toch houdt mijn bezoek zo snel na het lezen van het boek een gevaar in: dat ik toch niet in staat zal zijn om de film als kunstwerk op zichzelf te beschouwen.

Als ik buitenkom is het nog een graadje erger: ik begrijp niet hoe iemand deze film zou kunnen volgen als hij níét vooraf het boek heeft gelezen. Het is duidelijk dat de scenariste — Heide Schochow, de moeder van de regisseur — een en ander verdicht heeft, zaken heeft weggelaten, zaken in elkaar heeft geschoven. Dat is niet wat me stoort. Het is dat, noch Siggi Jespen, noch zijn vader, Jens ‘Polizeiposten Rugbüll’ Jespen, al helemaal niet de uit het Duitse leger deserterende broer Klaas, noch dochter Hilke, om over Siggis moeder, de schilder Nansen en zijn vrouw dan nog te zwijgen — dat geen enkel personage in deze film ook maar enigszins geloofwaardig is. Geen van de personages krijgt in deze filmversie diepte, en de mogelijkheden die er wel degelijk waren om bijvoorbeeld de complexiteit van de verhouding tussen vader Jespen en de schilder gestalte te geven (een vriendschap die het onder het dictaat van de plicht begeeft), zijn allemaal onbenut gebleven. Het lijkt wel alsof alle personages gereduceerd zijn tot één dominant kenmerk van hun persoonlijkheid, waardoor je in de film soms niet begrijpt, niet kúnt begrijpen wat er gebeurt, en vooral niet: waaróm het gebeurt — tenzij je het boek las.

SCHERMAFBEELDING 2019-11-24 OM 12.59.15

De scenografie is prachtig, al heb ik een instinctieve afkeer van de landschappen waarin het verhaal zich afspeelt. Rugbüll ‘is’ eigenlijk Seebüll, een plaatsje vlak bij de Deense grens en de Noord-Friese Wadden: vlaktes vol modder en slik waar de wind vrij spel heeft, waar de zee heerst en bomen met moeite willen groeien. Het is de plek waar de kunstenaar Emil Nolde vanaf begin jaren dertig woonde, de schilder op wie Lenz zijn Max Ludwig Nansen uit Deutschstunde gebaseerd zou hebben. Dat boek verscheen in 1968, en ik weet nu niet precies of toen al bekend was dat Nolde zijn rol als slachtoffer van het nazisme niet alleen zorgvuldig gecultiveerd had, maar ook van meet af aan zelf in scène had gezet. Het klopt dat er werk van hem hing op de tentoonstelling over ‘entartete Kunst’, en er werden bijna 1000 werken van Nolde door de nazi’s in beslag genomen nadat hem een ‘Malverbot’ was opgelegd: het verbod om nog te schilderen. Maar onderzoek wees uit dat Nolde zelf overtuigd nationaal-socialist was en er racistische, antisemitische ideeën op nahield. ‘Der Führer ist groß und edel in seinen Bestrebungen und ein genialer Tatenmensch,’ zo schreef hij in een van zijn brieven. Naar aanleiding van een tentoonstelling rond Noldes werk in het Hamburger Bahnhof afgelopen zomer — een tentoonstelling die Noldes sym- en antipathieën niet onder stoelen of banken stak — liet  Angela Merkel meteen twee schilderijen van Nolde uit het Bundeskanzleramt verwijderen. Eén van haar voorgangers, Helmut Schmidt, meende jaren eerder echter nog: ‘Die NS-Begeisterung Emil Noldes bleibt gegenüber seiner Kunst ganz unwichtig.’

EN_Presse_Foto_EntarteteKunst-Goebbels_klein
Joseph Goebbels op de tentoonstelling ‘Entartete Kunst’ in Berlijn in 1938. Links twee werken van Emil Nolde. (© Für die Werke von Emil Nolde bei Nolde Stiftung Seebüll).

De vraag is of moeder en zoon Schochow in deze filmversie niet toch iets met die ‘NS-Begeisterung’ hadden moeten doen. Ze hadden dan wellicht het boek meer los moeten laten, maar ze hadden aan de personages meer diepte kunnen geven, ze als meer complexe, paradoxale karakters neer kunnen zetten. De film zou er als film beter van geworden zijn. Het ondanks verdichting en weglating toch tamelijk slaafs volgen van de roman maakt nu dat ik moet vaststellen dat… nou ja, dat het boek beter is.

NS-Begeisterung. In het Alliierten Museum dat ik een paar dagen later bezoek, liggen kaartjes. Op die kaartjes staat in drie talen een dringende vraag: ‘Was meinen Sie? Ist die Entnazifizierung gelungen oder gescheitert?’ Men is hier omgeven door relikwieën van heldhaftigheid, door Engelse, Franse en Amerikaanse uniformen in goed uitgelichte vitrines. Ik ontdek zowaar een enkel Russisch uniform. Inmiddels verrast me dat, want het museum lijkt onder ‘de geallieerden’ vooral de westerse machten te verstaan, al waren het de Russen die Berlijn bevrijdden en deden de Engelsen, Fransen en Amerikanen in 1945 weinig anders dan in een keurige kolonne binnenrijden, gadegeslagen door verbaasde Berlijners: wat kwamen die hier doen? Er ligt veel nadruk op de blokkade van Berlijn (1948-1949) en het heldhaftige optreden van de piloten die deel uitmaakten van de luchtbrug. Voor het Allierten Museum staat bijvoorbeeld een groot vliegtuig geparkeerd (een Hastings TG 503) dat meteen duidelijk maakt waar het hier werkelijk om gaat: om de Koude Oorlog na 1945. Naast het vliegtuig staat het wachthuisje van Checkpoint Charly zoals dat vanaf 1986 in de Friedrichstraße stond — het wachthuisje dat nu in de Friedrichstraße te zien is, is er voor toeristen neergezet. Het hele museum duwt je in de richting van de ‘freedom’ die in het westen zo vaak is gebruikt om de eigen daden te rechtvaardigen, maar die in werkelijkheid vaak diende om andere, minder hoogdravende en vooral minder fraaie belangen te verdoezelen. Onbegrijpelijk is dat niet. Een beetje wrang is het wel.

DSC04978

De kaartjes met de vraag of de ‘Entnazifizierung’ geslaagd is, liggen op een plek waar je uit luidsprekers de vragen hoort die  werden gesteld om uit te maken in hoeverre iemand  (nog) nazi was — op basis van deze vragenlijst was een heel klassificatiesysteem uitgewerkt. Ernst von Solomon schreef er begin jaren vijftig een intrigerende roman over, Der Fragebogen — intrigerend omdat hij enerzijds de vragen minutieus beantwoordde met zijn eigen levensloop, maar anderzijds de bevraging zelf in het absurde trok (en zo uiteindelijk bij fictie terecht kwam). Het boek is zo een bekentenis die tegelijk een aanklacht is tegen de dwang te moeten bekennen.

Ik bladerde wat door de kaartjes waarop bezoekers hun antwoorden hebben geschreven. De denazificatie is ‘zum Teil gescheitert’, meent iemand, en verwijst naar het opnieuw ontstaan van ‘antidemokratische Parteien’ — reden voor iemand anders om zonder meer te stellen dat de ‘Entnazifizierung’ mislukt is. ‘Anscheinend etwas schief gelaufen’, schrijft hij honend. Weer een ander meent dat ze mislukt is omdat destijds en nadien niet ‘die Richtigen’ gestraft zijn, maar alleen de ‘”kleine” Verbrecher’. De balans is niet positief.

Toch, dit land lijkt er nog voortdurend mee bezig, in tegenstelling tot sommige andere landsstreken in Europa waar het opmerken van de zo evidente parallellen tussen huidige ontwikkelingen in de politiek en bepaalde ontwikkelingen in de late jaren twintig en de vroege jaren dertig worden uitgelegd als een heksenjacht. Het is alsof ‘der Fragebogen’ geïnternaliseerd is. Het zal voor een deel ook wel liggen aan de mensen die ik hier ontmoet: acteurs, musici, schrijvers, literaire en andere vertalers, mensen die het hart vooral links dragen — al blijft het verleden, zoals ik eerder opmerkte, ook in de publieke ruimte, in de media, voortdurend aanwezig als toetssteen. Telkens duikt weer de absolute gruwel op, het failliet van de cultuur (de ontkenning van alle cultuur, meende Jean Améry), en de gevoelde noodzaak de herinnering daaraan levend te houden.

Gisterenavond was ik op wat je bijna een huiskamerconcertje kon noemen. Uwe Neumann had me gevraagd of ik geen zin had om te komen luisteren naar een optreden van Martin Lillich, de bassist waarmee hij, Kerstin Blodig en Ian Melrose later deze week in het Polnisches Institut in de Burgstraße vlakbij de Hackescher Markt een concert geven: ‘Grande valse brillante. Uwe Neumann und Kerstin Blodig singen Ewa Demarczyk und Jacques Brel auf Deutsch’. Het optreden zou plaatsvinden in Ateliers 22 in de Niedstraße vlakbij de Friedrich-Wilhelm-Platz in Friedenau, zei hij. Ik was al eens eerder in deze buurt, in een boekhandel die ‘Der Zauberberg’ heet, waar ik geholpen werd door een Italiaanse dame die al telefonerend met mij afrekende en nadat ze mij met wat vriendelijke woorden mijn wisselgeld had teruggegeven, antwoordde op een vraag die aan de andere kant van de lijn werd gesteld: ‘Das hörst du richtig; ich bin nur zu fremden Männer freundlich, nicht zu dir’ — en ze gaf me een knipoog. Een leuke buurt, kortom.

image

Ateliers 22 is een initiatief van Bernadette Schwelm. Er worden ‘Kunstkurse’ voor kinderen en volwassenen aangeboden, en nog andere cursussen ook, waaronder ‘Mappenvorbereitung’ — als ik het goed begrijp: hulp bij het samenstellen van een portfolio waarmee men zich kan aanmelden bij een kunstacademie in de hoop toegelaten te worden. Maar af en toe vinden er dus ook kleine concertjes plaats, zoals gisterenavond van Die Lingobarden: ‘Ein reizvoller Reigen lustvoller Lieder und bezaubernder Balladen trifft auf exotisch anmutende Echos aus musikalische Nachbargärten. Die Lingobarden geben alten und neuen deutschen Texten und Melodien (Bach, Barock, Romantik…) einen ansprechenden aktuellen Rahmen’. Voilà. (Een charmante rondedans van aangename liederen en betoverende ballades ontmoet exotische echo’s uit naburige muzikale tuinen. De Lingobarden geven oude en nieuwe Duitse teksten en melodieën (Bach, Barok, Romantiek…) een aantrekkelijk actueel kader).

Martin Lillich en jazz-zangeres Martina Gebhardt brachten Duitse liederen uit de zestiende, de zeventiende eeuw, maar ook uit de negentiende eeuw en uit de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw. En ook zij lieten niet na om de vraag te stellen of het zingen van deze ‘Volkslieder’ hen niet in het verkeerde vaarwater bracht: dat van Blut, Boden en Heimat. De uitvoering van die liederen alleen al maakte die vraag overbodig. Het waren bijzondere arrangementen voor enkel contrabas en stem — een wonderlijke, niet zelden zeer swingende combinatie die tegelijkertijd zeer uitgepuurd was, naakt en kwetsbaar.

We zaten met acht mensen te luisteren naar twee fantastische muzikanten. Bernadette Schwelm had een paar quiches gemaakt, er was wat wijn en sekt, en een klein roze spaarvarkentje waarin je een bijdrage kon stoppen — wat je maar missen kon. Het afscheid aan het eind van de avond was hartelijk. Maar het stemde me ook wat droevig. Mijn dagen hier zijn, voorlopig, geteld. Eind volgende week moet ik terug naar het momenteel zo vernielzuchtige Vlaanderen met zijn al te lage luchten. Ik ervoer heimwee op voorhand. De warme omarming die deze avond was maakte me nog maar eens duidelijk dat ik hier niet blijven kan. Wetten. Praktische bezwaren. De diepe wens de geliefden die daarginds wonen naar hier te halen, want zonder hen raak ik natuurlijk nooit thuis, ook hier niet.

 

Een gedachte over “Dagen in Berlijn 12: Fragebogen

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s