Feitenroman

Metropol Hotel in Moscow
Hotel Metropol – Moskou

Wat is een ‘Tatsachenroman’, vroeg ik me af toen ik de achterflap van Eugen Ruge’s nieuwste roman Metropol (2019) las. Een ‘feitenroman’? Het is natuurlijk niet moeilijk om te bedenken dat het daarbij gaat om een roman (begrepen als: fictioneel verhaal) gebaseerd op historische feiten (begrepen als: waarheid?). Zoiets als een historische roman, denk ik, waar feit en fictie ook altijd een verbond aangaan. Ik denk dat feiten nooit iets zijn zonder de ficties die aan die feiten hun context geven. Feiten vragen om een verhaal, een verhaal veronderstelt een perspectief en perspectieven zijn niet feitelijk. De Slag bij Waterloo vond plaats, maar wat die slag precies is geweest, weet niemand met zekerheid te zeggen. Zelfs ooggetuigen schieten altijd tekort. Stonden ze aan de zijde van de overwinnaar of aan de zijde van de verliezer — het maakt veel verschil. ‘Alleen met de kunstmatigheid van een in toom gehouden verhaal zal de waarheid van de getuigenis gedeeltelijk kunnen worden overgebracht’, schreef Jorge Semprun ooit in Schrijven of leven (1994), en dat ging niet over de Slag bij Waterloo maar over zijn ervaringen in een concentratiekamp — een vertrouwen in de kracht van fictie, dat andere kampoverlevers als Améry of Levi overigens veel minder hadden.

Voor mij zijn de feiten in een roman die zogezegd op (historische) feiten gebaseerd is, nooit het belangrijkste. De grandiose familiegeschiedenis die de Zwitserse auteur Charles Lewinski schreef met Melnitz (2006, bij ons vertaald als Het lot van de familie Meijer, een overigens slappe titel als je weet welke rol de figuur Melnitz in deze roman speelt), zit vol historische feiten, maar die zijn het décor waartegen zich het wérkelijke verhaal afspeelt — niet onbelangrijk dus, maar zeker niet de hoofdzaak.

82611107_10215536377620903_971041321932292096_o

Dat gevoel heb ik ook als ik Metropol van Ruge lees. Het boek gaat over Charlotte Germaine, of liever: Charlotte Umnitzer, een Duitse communiste die in 1933 aan vervolging door de nazi’s ontkwam en samen met haar tweede man in Stalins Sowjet-Unie bij de ‘Nachrichtendienst der Komintern’ in Moskou werkt, de spionageafdeling van de door Lenin opgerichte Communistische Internationale. In Stalins Sowjet-Unie zijn volop zuiveringen bezig, met name om de Trotzkisten een kopje kleiner te maken. De zuiveringen zouden aan honderdduizenden het leven hebben gekost.

Charlotte en haar man worden uit de inlichtingendienst ontslagen en ondergebracht in Hotel Metropol in het centrum van Moskou, een hotel dat tot op de dag van vandaag bestaat. Ze blijken iemand persoonlijk te hebben gekend die is opgepakt omdat hij een aanhanger van Trotski zou zijn en bovendien aanslagen op vooraanstaande Sowjet-leiders, waaronder Stalin zelf, beraamd zou hebben: Alexander Emel, geboren Moses Lurje. In het showproces dat in augustus 1936 tegen hem en nog vijftien andere aangeklaagden werd gevoerd — daaronder ook Grigori Zinovjev en Lev Borisovitsj Kamenev — werd hij ter dood veroordeeld.

Het feit dat je iemand hebt gekend die vervolgens als staatsvijand ter dood wordt gebracht, is op zich al ernstig genoeg. Charlotte en haar man haasten zich dan ook om een ‘zelfkritiek’ te schrijven, waarin ze naar eer en geweten optekenen wanneer ze de betreffende staatsvijand hebben ontmoet, onder welke omstandigheden, eventueel wat er is gezegd, steeds met de kanttekening dat niets erop wees dat de betreffende staatsvijand verwikkeld was in misdadige, tegen de Sowjet Unie en in het bijzonder tegen Stalin gerichte praktijken, en ook met de opmerking dat ze dat natuurlijk wél hadden moeten zien, dat ze daarin schromelijk tekort zijn geschoten.

Ich habe lange und ernsthaft darüber nachgedacht, wie es möglich war, dass ich mit dem Mörder Emel bekannt sein konnte, verleitet durch meine freundschaftlichen Beziehungen zu seiner Frau, von der mir bis zu diesem Augenblick nicht bekannt ist, welche Rolle sie gespielt hat. Wie es möglich war, dass ich kein Mißtrauen gegen ihn hatte.

Ich muss sagen dass es mir ganz unmöglich war, hinter seine glatte Doppelzüngigkeit zu kommen. Aber ich will die Lehre daraus ziehen, dass erstens ein Parteiarbeiter in der Auswahl seiner persönlichen Bekannten größeres Mißtrauen walten lassen musse, und zweitens, dass ich viel ernsthafter und gründlicher die Geschichte der Bolschewistischen Partei studieren muss, um dadurch meine Klassenwachsamkeit auf ein höheres Niveau zu heben.

Ik heb er lang en serieus over nagedacht hoe het mogelijk was dat ik de moordenaar Emel kende, verleid door mijn vriendschappelijke relaties met zijn vrouw, van wie ik tot op dit moment niet weet welke rol zij heeft gespeeld. Hoe het mogelijk was dat ik geen wantrouwen had ten opzichte van hem.
Ik moet zeggen dat het voor mij onmogelijk was om achter zijn huichelachtige onbetrouwbaarheid te komen. Maar ik wil daaruit de les leren dat, ten eerste, een partijmedewerker achterdochtiger moet zijn in de keuze van zijn persoonlijke kennissen en, ten tweede, dat ik de geschiedenis van de bolsjewistische partij veel serieuzer en grondiger moet bestuderen, om mijn klassenbewustzijn op een hoger niveau te brengen.

Wat er met haar en haar man gaat gebeuren, blijft onzeker. Ze zien hoe er steeds meer voormalige medewerkers van de inlichtingendienst in het hotel worden ingekwartierd. Ze zien vervolgens ook hoe die medewerkers één na één weer verdwijnen, terwijl tegelijkertijd steeds meer mensen uit hun voormalige netwerk worden aangeklaagd en geëxecuteerd. Wat Ruge in dit boek mooi laat zien, is niet alleen die terreur van de onzekerheid, maar vooral ook de bijna onverwoestbare overtuiging dat de partij het niet bij het verkeerde eind kan hebben. Er is volop twijfel wanneer ook voormalige kopstukken van de partij, en zelfs persoonlijke vrienden van Stalin zelf op een zeker moment als staatsvijand worden geëxecuteerd, maar de conclusie dat hier de willekeur van de paranoïde macht heerst, wil er bij deze gelovige communisten niet in. Dit is de kern van het boek:

(…) der Glaube der Menschen hängt nicht von Fakten ab, nicht von Beweisen. Schlimmer noch (…): Man kann ihnen Fakten liefern, man kann sie widerlegen, es hilft nichts. Im Gegenteil, wer etwas glauben will, findet einen Weg! Er wird sich durch den winzigen Spalt quetschen, den die Wahrheit ihm lässt. Wird die Dinge so lange drehen und wenden, bis sie wieder in seinen Glauben hineinpassen, und seine ganze Klugheit wird ihn nicht etwa daran hindern, sondern ihm noch dabei behilflich sein.

(…) het geloof van mensen hangt niet af van feiten, niet van bewijzen. Erger nog (…): Men kan hen feiten geven, men kan ze weerleggen, het helpt niets. Integendeel, wie iets wil geloven, zal een manier vinden! Hij zal zich door de kleine kier persen die de waarheid hem laat. Hij zal de dingen net zolang omdraaien en omkeren tot ze weer in zijn geloof passen, en al zijn verstand zal hem daar niet van weerhouden, maar zal hem nog daarbij behulpzaam zijn.

Het is deze ervaring waar het in dit boek om te doen is, een ervaring die niet specifiek is voor de periode waarin Stalin zijn terreur uitoefende, maar die ook in onze eigen tijd van fake news en willekeur van de macht allesoverheersend is, een ervaring die uiteindelijk de ervaring van ieder mens is die geconfronteerd wordt met de willekeur van het leven en die het geloof in verhalen nodig heeft om aan die willekeur een zin te geven. Men leeft; men gaat dood. Dat kán niet alles zijn. Dingen moeten een betekenis hebben, één die niet betwijfeld kan worden, één die ons redt van het onvermijdelijke dat desalniettemin ons deel is. Het gaat niet specifiek om de terreur ten tijde van Stalin, al maakt die specifieke context wel dat datgene waar het in dit boek om gaat, vlees en bloed wordt. Maar, zoals Ruge zelf schrijft in een epiloog: ‘Ich habe der Stalinismus-Forschung nichts hinzuzufügen. Die Fakten über den Stalinismus sind im Wesentlichen bekannt.’ Het is niet om de historische feiten dat we het boek lezen. Het is om de persoonlijke ervaring, de effecten van die feiten in het daadwerkelijk geleefde (of als daadwerkelijk geleefd verzonnen) leven van individuen, personages, van mensen van vlees en bloed die we zelf zijn.

Waarom dan toch van een ‘Tatsachenroman’ spreken op de achterflap — een woord waarmee de auteur waarschijnlijk heeft ingestemd? Omdat Charlotte Germaine/Umnitzer eigenlijk Charlotte Ruge heette en de grootmoeder was van de auteur. Het hierboven geciteerde fragment uit de zelfkritiek van Charlotte is een origineel, ook in het boek opgenomen historisch document:

Scan 4

De zaak was van meet af aan persoonlijk, ‘au-to-bio-gra-fisch’, als men wil. Dat dat voor de auteur van belang is, kan ik me goed voorstellen, maar mij als lezer brengt het niet zo heel veel bij. Hoogstens zou ik kunnen denken: tjonge, Ruge’s grootmoeder is maar ternauwernood aan de terreur van Stalin ontsnapt. Maar ik ken Eugen Ruge niet persoonlijk. Ik weet alleen dat zijn boek mij op een indringende wijze heeft teruggevoerd naar de bron van mijn eigen noodzaak om te kunnen en te mogen geloven in een verhaal dat me vergoedt voor het menselijk tekort. In die zin is de epiloog voor mij overbodig, althans in de vorm die zij heeft aangenomen: de vorm van een, kort gehouden, persoonlijk familieverhaal, dat toch nog, samen met de ook wat loshangende proloog, deel lijkt te willen uitmaken van de roman zelf. Als nawoord en bij wijze van bronvermelding had het beter gepast.

Als ik erg van kwade wil ben, kan ik nu beweren dat het in een tijd waarin het publiek hongert naar ‘echtheid’ en ‘authenticiteit’ en dus niet zelden bereid is om de autobiografische mumbo-jumbo van auteurs voor de literaire werkelijkheid van hun verhalen te schuiven, blijk geeft van louter platte koopmansgeest. Zo kwaadwillig ben ik niet. Ik heb zelf bijvoorbeeld bij het verschijnen van Het huis van de zalmen niet verzwegen dat ik het boek heb geschreven na de dood van mijn eigen moeder. Ook heb ik het leven van de moeder in het boek opgebouwd met behulp van documenten en foto’s die ik terugvond in het appartement van mijn moeder toen ik het na haar dood moest opruimen — maar Het huis van de zalmen gaat niet over de dood van mijn moeder (daarvoor heb ik te veel verzonnen). Het is geen biografie. Het is fictie die van bepaalde ervaringen vlees en bloed probeert te maken voor de lezer. En in autobiografie geloof ik alleen voor zover de schrijver ervan beseft wat Semprun al stelde: dat alleen met de kunstmatigheid van een in toom gehouden verhaal de waarheid van de getuigenis gedeeltelijk zal kunnen worden overgebracht.

Eugen-Ruge-Metropol,1571233707763,cover-buch-der-woche-2019-10-20-ruge-metropol-100~_v-icon_-7bcdf069542bbe2d1d9ef71cb5865f2137c692b2

 

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s