
Arm Nederland. Opnieuw zijn de noorderburen massaal achter hun fietsende Jommeke Mark Rutte aangereden, alsof zijn partij (de rechtsliberale VVD) de afgelopen jaren niet van schandaal naar schandaal is gehobbeld. Al jarenlang is de VVD de partij met de meeste ‘integriteitsschendingen’, zoals dat in Nederland heet. Het gaat daarbij om de gebruikelijke snoepreisjes, om het verzwijgen van neveninkomsten en van nevenfuncties bij bijvoorbeeld vastgoedbedrijven, waardoor er haast de facto sprake is van belangenvermenging, en nog zo wat zaken die passen bij een partij waarin men elkaar onder het motto ‘ouwe-jongens-krentenbrood’ voordeeltjes toeschuift.
En natuurlijk was er ‘de toeslagenaffaire’, waarbij duizenden Nederlandse gezinnen tot aan de rand, en vaak zelfs over de rand van de afgrond werden geduwd op basis van een vermoeden van fraude met de kinderopvangtoeslag, meestal ten onrechte. Een hyperstrenge wet, uitgevoerd door ambtenaren die aan minstens één oog blind waren, maakte terugvordering van soms meer dan honderdduizend euro mogelijk. Dat de Nederlanders die het betrof vaak ‘rare’ achternamen hadden, maakt van de toeslagenaffaire een hemeltergend voorbeeld van systemisch racisme in de Nederlandse gelederen. Dat alles met goedkeuring van de regering, die dan uiteindelijk een paar maanden voor de verkiezingen, toen het er eigenlijk al niet meer toe deed, naar aanleiding van deze affaire aftrad.
Het maakt de Nederlander blijkbaar allemaal niks uit. Er is iets onweerstaanbaars aan ‘Teflon Mark’, zoals Rutte ook wel wordt genoemd — iets blijkbaar oer-Hollands ook. Dat heeft alles te maken met wat in 2017 de verkiezingsslogan van de VVD was: ‘Normaal. Doen’. Dat was een slogan die in eerste instantie begrepen kon worden als een fikse aanmaning voor rare buitenlanders met idiote gewoontes en een sterk accent om zich aan te passen aan de Nederlandse ‘normaliteit’. Cabaretier Theo Maassen zei het jaren geleden al: de wapenspreuk van Nederland (‘Je maintiendrai’) zou eigenlijk veranderd moeten worden in: ‘Doe ’s normaal man’. En het is meteen ook één van de dieptepunten uit de Nederlandse debatcultuur van de laatste tien jaar: leider van de racistische PVV, Geert Wilders, die tegen Rutte zegt: ‘Doe ’s normaal man’, en Rutte die daarop antwoordt: ‘Doe zelf normaal’.
Maar ‘normaal doen’ betekende naast het opleggen van, zoals gewoonlijk nooit geëxpliciteerde ‘Nederlandse normen en waarden’, ook het bestendigen van de neoliberale ideologie die de kabinetten Rutte altijd hebben gehuldigd, al mag dat zo niet heten, natuurlijk. ‘Ideologisch’ (en men trekt hier onmiddellijk een vies gezicht bij), dat zijn alleen de partijen die de status quo in vraag stellen. Het is typisch dat partijen die veranderingen willen, door normaaldoeners ‘onrealistisch’ worden genoemd. Je moet altijd uitkijken met politici die menen te weten wat ‘realistisch’ is en wat niet: ze leggen hun realiteit op en verdoezelen tegelijkertijd dat die realiteit steunt op wel degelijk ook ideologische vooronderstellingen.
De Nederlander houdt er niet van om daarover na te denken. Het is een volk dat zweert bij ‘de waarheid’ en dat er liever niet aan herinnerd wordt dat die waarheid gebaseerd is op allerlei aannames die op zichzelf niet per se waar, maar bijvoorbeeld wensen en projecties zijn. Het is geen volk van denkers, maar van doeners. ‘Geen gelul, drie bier’ — die houding… Zo gaat het daar al minstens sinds de in Nederland sterk geïdealiseerde zeventiende eeuw, en men gaat er desnoods voor over lijken, zo toont de geschiedenis, al worden die meestal zorgvuldig uit het zicht gehouden.
Van die mentaliteit is Rutte de perfecte belichaming. Hij weet van de prins geen kwaad. Hij dóét gewoon, en hij doet gewóón. Pragmatisch zijn en vooral niet nadenken over het grotere kader waarbinnen je dan pragmatisch bent. Niet nadenken over het feit dat je door je belastingbeleid, dat grote multinationals van belastingen vrijstelt, miljarden aan de samenleving onttrekt, om vervolgens via bezuinigingen op de gezondheidszorg, de uitkeringen, de cultuur en het onderwijs de gaten in de begroting te dichten. En dit alles wordt dan met een jongensachtige grijns verkocht als de noodzaak ‘om sámen even op de tanden te bijten’. Voortdurend de indruk wekken dat de zaken vooruit gaan, dat we goed bezig zijn en als het fout begint te lopen aan een: ‘jongens, doe effe normaal’ genoeg hebben om iedereen weer in het gareel te krijgen, behalve het ‘tuig’ dat tijdens coronaprotesten winkels plundert. Maar dat doet dan ook niet normaal. Rutte doet zich bij dat alles niet voor als een gebiedende, autoritaire leider (dat werkt niet in Nederland), maar als een akela van de padvinderij — als de eerste onder zijns gelijken. Ook hier: ‘ouwe-jongens-krentenbrood’.
Arm Nederland. De laatste verkiezingsuitslag maakt nog maar eens duidelijk hoezeer ook in dit voormalige ‘gidsland’ (ze zijn niet het enige land) de werkelijke democratie (de mogelijkheid om voor iets anders te kiezen dan wat als realiteit, als normaal wordt voorgesteld) wordt ingeruild tegen een uiteindelijk verstikkend pragmatisme. Dat het linksliberaal genoemde D66 deze verkiezingen grote winst boekte, is in dit perspectief maar een schrale troost. De radicale kantjes van die partij (directe democratie, bestuurlijke vernieuwing) zijn allang verdwenen, en de partij vormde het hart van de paarse kabinetten in de jaren negentig — de kabinetten die nu juist de ont-ideologisering van de politiek hoog in het vaandel hadden staan. Tot veel meer dan wat kleine accentverschuivingen zal het niet leiden. Intussen groeit de frustratie waarbij vooral extreemrechts garen spint, want normaal doen kan altijd nog normaler.
