Net nu mijn nieuwe roman in het stadium is gekomen dat het moeilijk wordt om überhaupt nog aan iets anders te denken — wakkerschieten om drie uur ’s nachts en dan eindeloos liggen denken aan zinnen, aan de zinnen die moeten volgen op de vorige zinnen, en aan de zinnen die daar weer op moeten volgen, en dan nog even de illusie koesteren dat je dit wel gaat onthouden tot het licht is, ook wel wetend dat je waarschijnlijk tussen (inmiddels) half vier en zeven uur nog wel weer in slaap zult vallen, een slaap die heilzaam is voor het lichaam maar desastreus voor al die fijne zinnen die je daar in het donker in je hoofd ligt te schrijven, zodat je dan toch (om pakweg kwart voor vier) maar opstaat om even iets in zo’n speciaal boekje te noteren (schrijvers hebben, een beetje aanstellerig, van die speciale boekjes waaraan ze te herkennen zijn, tegenwoordig gewoonlijk een moleskine), op de zetel in de living nog wat verder peinst, de verleiding weerstaat om naar boven, naar het werkvertrek te sluipen en de computer uit zijn slaapstand te wekken, uiteindelijk maar weer terugkeert naar bed en op een onbestemd tijdstip dan toch nog weer inslaapt om rond zevenen als een gebroken man aan het ontbijt te verschijnen — juist nu klopt de wereld aan het venster.
Er was de wel heel drastische maatregel van de regering om de belasting op auteursrechten van 15% naar 25% op te trekken. Daar werd publiekelijk hard tegen geprotesteerd: Erwin Mortier hier, de boekensector (Vlaams Fonds voor de Letteren, Boek.be, het literair middenveld bij monde van Het Beschrijf, de Vlaamse Autersvereniging) hier, Celia Ledoux en Ann De Craemer hier, Xavier Roelens hier — die laatste ging expliciet in op de onvoorstelbare haatgevoelens die loskwamen toen de sector zich verzette tegen een plotselinge, nooit met die sector ook maar besproken korting van 10% die de schatkist, ocharme, een kleine 5,5 miljoen op zou leveren — als je het beperkt hield tot de schrijvers zelfs niet meer dan 600.000 euro. Op zich geven die geringe bedragen al aan hoe bedroevend weinig de diverse regeringen in cultuur investeren, en ik neem aan dat dat geheel naar de zin van al die haatdragende burgers is die met weinig kennis van hoe de zaken er voor — met name — literaire auteurs uitzien alvast een voorschot namen op de volgende boekverbranding.
Dat laatste bracht Kristien Hemmerechts er eerder al toe om in Terzake, waar zij samen met jazzmusicus Jef Neve was uitgenodigd om iets over die maatregel te komen zeggen, alvast op voorhand het belang van cultuur flink te relativeren. Op Facebook ontstond een levendige discussie omdat één iemand haar vooral ‘een eerlijke pleidooi voor progressieve aanslagvoeten’ had horen houden: ‘naarmate de inkomsten uit auteursrechten stijgen, hoort men procentueel meer belastingen op die inkomsten te betalen’. Dat zei ze inderdaad, maar als samenvatting van haar bijdrage aan het gesprek kon het toch niet echt gelden. De teneur van wat ze zei was toch vooral dat deze besparing nauwelijks betekenis had in het licht van bijvoorbeeld de ontslagen bij Ford Genk (nog een meevaller dat ze Syrië niet noemde, of de Gazastrook). Dat stond in schril contrast met wat Jef Neve te berde bracht, die tot een dergelijke relativering van de cultuur bepaald niet bereid bleek.
In de discussie op Facebook over wat ze nu feitelijk gezegd had, stelde Hemmerechts zelf (antwoordend op het verwijt dat ze misschien te veel haar eigen situatie tot uitgangspunt had genomen en, suggereerde iemand, in een ‘ivoren toren’ leefde): “de vraag is wie er in een ivoren toren leeft: tenslotte sta ik ook in het beroepsleven of hoe noem je dat; en ik geef mijn oren en ogen goed de kost; ik denk dat sommige schrijvers en kunstenaars zouden schrikken als ze zouden horen hoe door heel wat mensen over hen wordt gedacht”. Nu even afgezien van het enigszins van gesundes Volksempfinden getuigend dédain voor ‘de’ kunstenaar en ‘de’ schrijver, die hier volledig benaderd worden vanuit het cliché van de wereldvreemde romantici die ze zouden zijn (Hemmerechts wérkt tenminste nog! schrijvers en kunstenaars behoren niet tot het beroepsleven, moet u weten (dan zouden ze ook geen belasting hoeven betalen, zo bedenk ik me nu, maar dit terzijde)) — afgezien van die wat bedenkelijke vooronderstellingen van Hemmerechts: er wordt door heel veel mensen ook veel lelijks gedacht over de zwarte medemens, de moslim en, niet te vergeten, de zigeuner. Het lijkt me niet dat we ons er daarom maar bij neer moeten leggen.
Inmiddels blijkt de regering de verhoging van de belasting op auteursrechten weer terug te draaien (zie hier), wat aanleiding geeft tot opluchting her en der, al stelt de directeur van het Vlaams Fonds voor de Letteren, Koen Van Bockstal (op Facebook alweer), dat we nu vooral op de kwestie moeten doorgaan, omdat de 15%-regeling “niet meer dan een lapmiddel of een schaamlapje is bij gebrek aan een structureel en duurzaam antwoord” op de vraag naar het statuut van de schrijver (die tot op heden geen enkel statuut heeft zelfs). Uit het hierboven aangehaalde stuk van Erwin Mortier blijkt ook al dat de belastingdienst zich geen raad weet met schrijvers en er dus bijna per definitie vanuit gaat dat er fraude in het spel is.
Laten we zeggen dat de hele kwestie me de afgelopen weken een paar vast en zeker briljante zinnen gekost heeft.
En er was nog iets wat om mijn beheersing vroeg en een bijna autistische gerichtheid op mijn romanzinnetjes. Juist deze week liet Vlaams minister-president Kris Peeters in een interview weten dat de geplande hervormingen van het secundair onderwijs beter geleidelijk en niet met een big bang ingevoerd zouden worden, en bovendien ook dat wezenlijke onderdelen van minister Smets plannen misschien toch niet zo zinvol waren. Weer iets waar je opgelucht over zou kunnen zijn, ware het niet dat het commentaar van Kris Peeters onmiddellijk werd uitgelegd als steunde hij zijn eigen minister niet meer (toch stond dat zo letterlijk niet in dat interview). Bovendien werd gesuggereerd dat Peeters dit alleen maar zei omdat de NV-A al eerder had laten weten de plannen van Smet rampzalig te vinden (zie bijvoorbeeld hier). Daarmee werd een en ander weer helemaal in het straatje van de politique politicienne getrokken — en dat gaat ten koste van het debat ten gronde dat over die onderwijshervormingen gevoerd moet worden.
Om een en ander nog te verergeren publiceerde Robert Voorhamme, nog heel even Schepen van Onderwijs in Anntwerpen, in De Standaard een opiniebijdrage waarin hij nog maar eens onverdroten de twijfelachtige ideeën over onderwijs die hij formuleerde in zijn boekje Een school voor iedereen (zie hier en hier), herhaalde met de kanttekening dat als het dan niet op Vlaams niveau gerealiseerd kon worden het op lokaal niveau misschien wel zou kunnen.
Ik had Voorhamme graag nog eens gewezen op onderstaand filmpje van een lezing die professor Wim Van den Broeck hield in het kader van 25 jaar Onderwijs Service. “We labelen kinderen al vanaf de kleuterschool en beklemtonen voortdurend de onderlinge verschillen tussen leerlingen. Dat is een aanval op het kind”, stelt Van den Broeck. In deze kritische lezing bespreekt hij zijn visie op het Vlaamse onderwijs. Leraren hebben leren differentiëren met een sterke aandacht voor het welbevinden. Wat zijn daarvan de gevolgen voor de leerlingen? “Ons onderwijs holt voortdurend hypes achterna. De huidige vernieuwingen en hervormingen verergeren de problemen. Een stevige kennisbasis is nodig.” De lezing ontkracht veel mythes van onderwijsvernieuwers, en zeker de warrige brei die economisten als Voorhamme daar vervolgens van maken.
Maar kijk, mijn personages wandelen schouder aan schouder door de Walpoortstraat richting de Gentse Vooruit om er iets te gaan drinken en vragen dringend om persoonsvormen, lijdende voorwerpen, bijstellingen en bepalingen van gesteldheid — om zinnen waarin ze verder kunnen bestaan. Niet zozeer om literatuur te worden, maar om wereld te worden.