Format

screenshot_17.jpg

 

Vandaag verscheen het tweede deel. Bij de commentaren op de pagina van De Standaard zijn er al een paar van die voorspelbare: N-VA-aanhangers die alleen maar zien dat ik de karikatuur opvoer die Peumans ooit zelf van zichzelf maakte, en daar van allerlei aan verbinden waar ik het niet over heb. En mensen die precies doen wat het stuk zegt: me herleiden tot enkel ‘het schrijvertje’. Dat was te verwachten. Het zou ook niet goed zijn als de reacties unisono waren.

Wat me brengt op de in zekere zin geestige onderhandelingen met de eindredacteur. Uiteraard  was mij op voorhand het aantal woorden en tekens opgegeven dat ik per aflevering mocht gebruiken. De aflevering van morgen bleek, ondanks het feit dat ik mij keurig aan die opgave had gehouden, dan toch 1500 tekens te lang. De betreffende eindredacteur bracht het met de nodige schroom. Dat het ironisch was, zei hij ongeveer, maar ja… het format.

Het brengt me weer op datgene wat telkens moeilijk blijkt om helder uit te leggen: hoe bijvoorbeeld de huidige positie van de literaire auteur door mij niet alleen wordt geschetst vanuit een houding van iemand die zich zijn lot beklaagt, maar ook om de reële omstandigheden waarin een schrijver zich op dit moment bevindt nog eens scherp te formuleren. Als mijn analyse van de positie van de literaire schrijver klopt, dan heeft het voor een schrijver die wél wil wegen op het openbare debat geen zin om zich telkens terug te trekken op wat dan zijn apenrots genoemd moet worden. Precies dat is wat ik zou doen volgens de commentaarstemmen die mij met veel dédain ‘het schrijvertje’ noemen. Maar het gaat me er juist om dat nog eens bepleiten dat een literair auteur recht heeft op onbegrensde vrije meningsuiting, maakt dat die literaire auteur alleen maar nog meer een louter clowneske verschijning wordt. Schrijvers moeten hun eigen positie trachten te begrijpen en van daaruit de weg terugvinden naar de publieke ruimte. Het betekent niet dat ze zich bij het schrijven moeten laten leiden door wat ‘de’ samenleving eist, maar dat zij moeten eisen dat die samenleving het eenmaal geschrevene leest als iets wat wel degelijk over die samenleving gaat.

Het maakt bijvoorbeeld dat ik hier niet ga jeremiëren over het feit dat er dan uiteindelijk toch nog wat tekst uit mijn oorspronkelijke essay gesneden moet worden omdat het format van ‘het kerstessay’ dat nu eenmaal eist. Als schrijver ben ik natuurlijk geneigd om te zeggen: maar die illustratie van Ruben kan toch ook wel een keertje wat kleiner? Maar ik begrijp tegelijkertijd wel dat men die illustraties (die op elkaar voortborduren, zo lijkt het na vandaag) elke dag op exact dezelfde wijze wil presenteren om zo aan het essay zelf een zekere herkenbaarheid te geven. Voor de lezer. Het zijn de eisen van het medium, en op zich is daar niks mis mee. Het is allemaal een kwestie van grenzen — en aangezien het hier niet om een stukje van zeven-, achthonderd woorden gaat, maar om een stuk in vier delen van meer dan 6000 woorden, zou je kunnen zeggen dat we over 1500 tekens geen ‘principiële’ discussie moeten gaan voeren — 1500 tekens hè! geen 1500 woorden. Er wordt met die coupure wat mij betreft geen grens overschreden, ook al blijft het ironisch dat een stuk dat zich onder meer tegen het format-denken richt, zelf aan een format moet voldoen.

Morgen over onderwijs en democratie. Nee, dat wordt alwéér niet lollig. ‘Kiezen zonder keuze’ heet het. Ik zou bijna zeggen: nou, dan weet u het wel…

3 gedachten over “Format

  1. Beste Marc,
    ik zit hier in Frankrijk, buiten het bereik van De Standaard. Maandagochtend las ik nog je eerste bijdrage, en was zeer opgetogen over de woede die van het krantenpapier spatte. Hier weet ik echter niet zo direct hoe ik je bijdrage van gisteren, en vandaag, en … kan lezen. Als het geen moeite is, kan je mij dan even de tekst gewoon mailen. Ik zeg wel: als het geen moeite is…
    Hartelijke groet, Luc Coorevits

    Like

Reacties zijn gesloten.