Falen

gfa_450_x_486_

Recentelijk was ik in een snikheet theatertje in de marge van de Gentse Feesten aanwezig bij een van de debatten uit een reeks die nu al meer dan twintig jaar tijdens die feesten wordt georganiseerd door Eric Goeman, woordvoerder van Attac Vlaanderen. Op zich een wonderlijk fenomeen voor een volksfeest dat weliswaar naast de ‘saucissen’ altijd de cultuur hoog in het vaandel voert, maar waarvan natuurlijk vooral de meer kermisachtige kant in het oog springt: drank, muziek en vuurwerk. Dat er tussen de menigte soms iemand rondstapt op stelten, uitgedost in een buitennissig kostuum dat iets lijkt te willen betekenen, doet daar weinig aan af, en zelfs het straattheater geeft aan het geheel niet echt een cultureel aanzien.

Ik bedoel natuurlijk: een ‘hoog-cultureel’ aanzien. Sinds de farce met de nieuwe Vlaamse minister van cultuur Joke Schauvliege kan men niet duidelijk genoeg zijn. Cultuur is een uiterst precair begrip. Het lijkt me weinig zin hebben er een minister voor aan te stellen (een apart departement is het natuurlijk al decennialang niet meer, ik geloof zelfs: nergens in Europa, of het moest Frankrijk zijn) als men er alles onder rekent. Het amateurgezelschap uit Evergem dat het toneelstuk opvoerde (een of andere deurenkomedie) dat Schauvliege zich herinnerde als het laatste toneelstuk dat ze gezien had, moet natuurlijk subsidie krijgen, maar de bezigheden van dat gezelschap hebben meer van doen met welzijn dan met cultuur in een toch iets striktere zin.

Enfin, er is over die kwestie inmiddels meer dan genoeg gezegd. De commentaren uit de ‘hoog-culturele’ hoek en die van de verdedigers van de culturele nivellering werden beide gekenmerkt door verongelijktheid. Maar natuurlijk zit niemand te wachten op een cultuurminister met een specifieke poëtica. Wel zit iedereen te wachten op een politieke partij die eens iets anders zegt dan enkel dat ‘cultuur belangrijk’ is, om er vervolgens de sluitpost op de begroting van te maken.

schauvliege_221564h

Op zich hangt het ontbreken van een duidelijke (politiek-ideologische) visie op cultuur samen met datgene wat in het debat dat ik bijwoonde op de Gentse Feesten ook centraal had moeten staan, maar opnieuw niet stond: het a-politieke van de huidige politiek. Dat debat, in het tot de nok toe gevulde theatertje ‘Minnemeers’ aan de Leie, in het centrum van Gent, ging over ‘Het falen van links’. Uitgenodigd waren Peter Mertens (voorzitter PVDA+, auteur van Op mensenmaat), Erik De Bruyn (voorzitter SP.A-ROOD, auteur van Rooddruk voor een nieuw socialisme), Francine Mestrum (doctor in de sociale wetenschappen, gespecialiseerd in ontwikkelingsproblematiek, vooral onderzoek naar armoede, ontwikkeling en internationale organisaties, Lector Université Libre de Bruxelles, gastdocent UGent, auteur van o.a. Globalisering en armoede), Felix Rottenberg (oud-voorzitter Nederlandse PVDA, bestuurder, moderator, programma-maker),Eric Corijn, JohnCrombez (lijsttrekker SP.A West-Vlaanderen), An Nelissen (eind jarenzeventig Fakkeltheater; vanaf 1982 het Raamtheater, verder film en tv), en ten slotte nog Daniël Termont, de (SP.A)-burgemeester van Gent. Een nogal groot gezelschap, te groot om werkelijk tot een debat te komen, zo leek me op voorhand, ook al duren de debatten tijdens de Gentse Feesten allemaal gewoon vier uur (aan debatteren en delibereren heeft men hier geen broertje dood). Die vier uur heb ik overigens niet uitgezeten.

Na twee uur was me duidelijk hoe de meningen waren verdeeld: aan de ene kant diegenen die meenden dat de huidige vooronderstellingen in politiek en economie iets noodlottigs hebben (‘dat je het kapitalisme ooit zou kunnen verslaan, kun je gerust vergeten,’ zoals Rottenberg het formuleerde) en die zich derhalve (bijvoorbeeld Termont) tot een soort realpolitik bekenden: accenten aanbrengen, in de marge blijven schuiven (bij sommigen heet dat ‘vechten’) om zo iets van de oorspronkelijke idealen alsnog, al is het maar ten dele, te realiseren. Aan de andere kant de meer ideologisch bevlogen geesten die weer op zoek waren naar een nieuw, toekomstgericht project (De Bruyn, Mertens) — naar datgene wat links (met Blair, met Schreuder, met Kok, met ‘paars’ in het algemeen) heeft verkwanseld, zo ben ik geneigd te zeggen. Dat het met die twee standpunten op tafel ook na de pauze nog tot een boeiende gedachtenwisseling kon komen, sloot ik niet uit, maar de werkelijke kwestie was daarmee wat mij betreft inmiddels ván tafel.

Op zich is het opmerkelijk dat er wel debatten worden georganiseerd over ‘het falen van links’, maar vrijwel nooit over ‘het falen van rechts’, zelfs niet in deze tijden van door neoliberale overdrijving veroorzaakte economische crisis. Het debat in de Minnemeers was al wat boeiender geweest met de aanwezigheid van ook een paar van huis uit liberale denkers — en dan niet om het over het falen van links te hebben, of zelfs maar over het falen van rechts, maar over het falen van de politiek dat elk spreken over links of rechts overbodig heeft gemaakt.

511237183BL._SS500_Frank Furedi stelt in Politics of Fear dat links en rechts elkaars thema’s overgenomen lijken te hebben. Links zijn staat tegenwoordig veelal in het teken van conservatie — het grootste engagement bestaat uit behoudzucht, terwijl vooruitgang in linkse kringen verdacht wordt gevonden. ‘The anti-capitalist and the anti-globalization movements are selfconciously hostile to the ideals that have historically defined the future-oriented left’, schrijft Furedi. ‘The legacy of the Enlightenment — reason, progress and universalism — are reviled, and change has become decoupled from the idea of progress. (…) In a sense it is possible to go a step further and interpret the current disenchantment with change as representing the cultural mood for historical closure. The closure of the historical mind is one of the principal characteristics of today’s cultural left.’

Omgekeerd, zo stelt Furedi, lijken ter rechterzijde in de culturele sfeer de traditionele conservatieve idealen betreffende traditie, familie, seksualiteit en moraal in het defensief gedrongen te zijn. De triomf van het neo-liberalisme in de economische sfeer ten tijde van Reagan en Thatcher viel samen met de institutionalisering van waarden die traditioneel geassocieerd werden met cultureel links. ‘What came to be celebrated was not the “Western idea” but more relativistic virtues such as diversity, multiculturalism and difference,’ schrijft Furedi. Al eerder was de Koude Oorlog niet in staat gebleken om rechts te revitaliseren, rechts dat na de Tweede Wereldoorlog vanwege het fascisme in een kwade reuk stond. ‘Instead of boosting confidence, the West’s triumph in
the Cold War merely revealed an abscence of purpose and vision’. Wat de jaren negentig vooral lieten zien, was dat rechts ‘could discredit the left but not generate a positive account of itself that could provide a viable alternative. In turn the cultural left was able systematically to discredit many of the traditions and values associated with the right. But it did so not through developing a positive view of the world but through echoing and amplifying the prevailing mood of apathy and cynicism. In particular, it fed off the prevailing sense of confusion and promoted the claim that no ideals could possess universal relevance and that claims to Truth should be held in suspicion’.

41FWIVZusqL._SS500_Rechts heeft het verleden losgelaten, links weigert de toekomst in de armen te sluiten, met het gevolg dat we ‘frozen in the present’ zijn. De achterliggende gedachte is dat er voor de huidige wereld geen alternatief is (‘There is no alternative’ — een beruchte uitspraak van Thatcher) en dat we onszelf zo hebben uitgeleverd aan een als noodlottig ervaren status quo. Terwijl politiek ‘is a heroic endeavour, a phenomenon of the public realm, which is a realm of performance, of manoeuvres conducted with bravado and virtuosity. The political embodies a perspective of originary antagonism towards “the world as it is”, an endemic dissatisfaction with objective culture and a suspicion towards the realm of signification’, zo stelde Bewes het in zijn Cynicism and postmodernity (1997).

Furedi stelt ook nog dat onze angst voor de toekomst, voor verandering, veel te maken heeft met de neiging ‘to read history backwards’. Onze geschiedenis bestaat niet langer uit mythen en andere heldenverhalen, uit de grote daden van onze voorouders — zoals vroeger het geval was — maar uit genocide, holocaust, kortom: uit de verhalen van onschuldige slachtoffers van hen met te veel heroïsche dadendrang. Die verhalen leggen een enorme hypotheek op elke meer toekomstgerichte droom.

Améry(Geheel terzijde: je zou hierin een aanwijzing kunnen zien dat iemand als Jean Améry (1912-1978) uiteindelijk toch nog, zij het maar zeer ten dele, zijn zin heeft gekregen. Améry was kampslachtoffer en worstelde met het probleem dat de onnoemelijke gruwelen die hem persoonlijk waren aangedaan op de een of andere manier een plaats moesten krijgen binnen een meer algemeen, bovenpersoonlijk cultureel kader: een betekenis die de gruwel als gruwel in stand hield. Historische verklaringen voor de holocaust zeiden hem niets; ze maakten van het gebeuren maar een bedrijfsongeval in de Duitse, en bij uitbreiding: de westerse geschiedenis. De holocaust, zo stelde hij, moest het eigenste negatieve bezit van de westerse cultuur worden — een onmogelijkheid natuurlijk, zo wist ook hij. Hij eiste eigenlijk een omkering van de tijd, genoegdoening van de geschiedenis zelf, die zichzelf ongedaan diende te maken. De culturele betekenis van de holocaust is namelijk de ontkenning van elke cultuur. Onze neiging, of zelfs onze gewoonte ‘to read history backwards’, waardoor we onszelf een perspectief op de toekomst ontnemen, komt in zeker zin tegemoet aan het verlangen van Améry naar een betekenis van de holocaust, al ligt het voor de hand dat die betekenis uitermate destructief is.)

Het gaat me er nu niet om Furedi helemaal na te vertellen. Het gaat er maar om dat ‘wij’ — want de analyse laat zich misschien gemakkelijk maken, daarmee is de remedie nog niet direct voorhanden — in de greep zijn van de angst voor verandering, of we onszelf nu als links of als rechts omschrijven. Ik heb mijzelf al meermalen omschreven als iemand met een neiging tot behoudzucht, een neiging die ik zelf maar moeilijk kon plaatsen gegeven mijn ‘klassiek’ linkse opvattingen als het gaat om wat er in de wereld zou moeten gebeuren. Ik herinner me ook nog een moeizaam gesprek met Jeroen Theunissen in café ‘De spinnekop’, waar ik maar relativerende kanttekeningen bleef plaatsen bij J’s affirmatie van de westerse waarden als superieur aan die van andere culturen, maar tegelijkertijd het opschrift ‘cultuurrelativist’ weigerde, omdat gelijkwaardigheid van culturen voor mij de verschillen tussen die culturen, en de daarmee verbonden conflicten, niet uitsloot. Hoofddoekjes zijn hier een slechter voorbeeld dan vrouwenbesnijdenis — iets wat ik volgens mijn waarden op geen enkele manier kan verdedigen, dus ook niet door te verwijzen naar de culturele traditie waarbinnen zoiets ‘logisch’ voorkomt. (Al vind ik dan weer wel dat dus ook mannenbesnijdenis in principe getuigt van dezelfde barbaarsheid — in principe: er blijft een verschil tussen voorhuid en clitoris natuurlijk (de vergelijking zou die moeten zijn tussen voorhuid en heet dat niet ‘monnikskapje’?))

Toch, er is nood aan nieuwe, boude perspectieven — niet omdat links heeft gefaald, of rechts, maar omdat de politiek in gebreke blijft, is verworden tot geharrewar over technische en administratieve zaken, en tot niet meer in staat is dan het aanbrengen van accenten in een wereld die daarmee onveranderd blijft. En ook omdat wat wij democratie noemen niet kan functioneren zonder duidelijke keuzemogelijkheden — en dan gaat het niet om de keuzes binnen een wereld die nu eenmaal is wat ze is, maar om de mogelijkheid om voor een andere wereld te kiezen. Het is juist die onmogelijkheid die de antipolitiek en de daarmee te associëren partijen voedt — partijen die evenmin een toekomstgericht project in de aanbieding hebben, maar wel beloven alles eens op te ruimen, korte metten te maken met wat er allemaal verkeerd zou zijn. Uit naam waarvan dat gebeurt, wordt zorgvuldig verzwegen en mij lijkt het toch dat enig wantrouwen hier op zijn plaats is, of dan toch ten minste alertheid.

Dergelijke ronkende woorden veranderen niet meteen iets aan mijn eigen behoudzucht — die diep geworteld is —, maar waar die behoudzucht tegelijkertijd een moreel probleem wordt, moet men misschien over zijn eigen schaduw durven stappen. De vraag of iemand van mijn generatie dat nog kan, stel ik liever niet.

3 gedachten over “Falen

  1. Wat mij betreft blijkt die behoudzucht allereerst uit dat denken in links en rechts, wat toch een volkomen achterhaalde tegenstelling is, en vooral bedoeld lijkt om ‘links’ en zijn plek in de geschiedenis te rechtvaardigen. Alsof daar behoefte aan is. Links hééft toch gefunctioneerd? Die functie hoeft toch ook niet te blijken uit de verwezenlijking van een of ander ideaal? Wat is dat voor jongensdroom?

    Het gaat zoals je zegt veel meer om het vinden van nieuwe, boude perspectieven, – niet om de vraag of links dan wel rechts die mogen claimen. Zodra dat gebeurt gaat de vernieuwing meteen al weer verloren.

    Misschien kun je eens je licht opslaan bij een aantal teksten die ik onlangs op mijn weblog schreef over een voorbeeld van zo’n nieuw perspectief: het eerste, van 4 juni, bevat alvast een aansprekend motto van Gerrit Kouwenaar, alweer van lang geleden.

    Like

  2. Tja Rutger, er staat toch echt in mijn stuk dat het denken in links en rechts achterhaald is — met de behoudzucht waarover ik het heb, heeft dat niet zo heel veel te maken. Ik vind wel dat je in het denken over een en ander uit dient te gaan van wat blijkbaar voor velen het geval is — en velen denken nog steeds in links en rechts. Je kunt het probleem pas schetsen als je de gebruikte terminologie eerst respecteert, daarna tracht bij te stellen.

    Dan: de PvdD? Zoals je zelf al schreef: je hebt niet werkelijk veel op met politiek. Politiek gesproken is de PvdD natuurlijk conservatief, in de zin van: uit op behoud — juist niet op verandering. Daarbij: niet het varken is de natuurlijke vijand van de ijsbeer, maar de vrije markt die maakt dat varkensbedrijven fabrieksmatig gerund worden en die overproductie stimuleren. De PvdD zou zich in die zin moeten definiëren, niet door middel van brochureteksten van de Vereniging voor Natuurbehoud. Dat is symptoombestrijding, meer niet.

    Like

  3. Marc, we spreken verschillende talen. Ik wil best refereren naar een bepaalde terminologie, maar mijn denken er niet door te laten leiden. ‘Politiek’ is de sine qua non voor het denken in ‘links’ en ‘rechts’. De politiek heeft overal een antwoord op – bv. op de vraag waar de PvdD politiek gesitueerd moet worden. Dat is heel interessant voor wie hecht aan de instandhouding van dat waardenstelsel. Maar de politiek kan nu eenmaal niet in alles voorzien.

    Natuurlijk is het varken niet de natuurlijke vijand van de ijsbeer; ze zijn, zoals ik ook schreef, metonymia binnen een bepaald schema dat kan dienen om een ander denken ingang te doen vinden. In werkelijkheid zijn het bond- en lotgenoten. Wie ‘vrije markt’ en ‘overproductie’ zegt, ziet vanzelf rechts en links weer tegenover elkaar positie innemen. Als je daarentegen ‘ijsbeer’ en ‘varken’ zegt roep je niet zozeer die spoken op, maar beoefen je een andere vorm van politiek: een die niet zichzelf dient en alles wat los wil breken weer terug naar zijn hok stuurt (voorzien van om het even welk label), maar die oplossingen zoekt voor fundamentele problemen: van klimaatstijging tot overproductie. Ik kan dat met de beste wil van de wereld geen symptoombestrijding noemen. Het gaat om een fundamenteel ander perspectief op problemen, en op de politiek die zich met die problemen bezighoudt.

    Dat de PvdD zich diskwalificeert voor de politiek en de mensen die erin laboreren begrijp ik, en dat is prima. Mij gaat het niet om de PvdD als partij, maar om een ander perspectief – precies waar je om vraagt in je stuk. De vraag is dan ook: in hoeverre kwalificeert de politiek en het denken in links en rechts, zich voor de problemen die onze tijd bezighouden? Zij is primair uit op haar eigen instandhouding. Dan ben ik maar naïef – maar voor die politiek interesseer ik mij inderdaad *niet*.

    Like

Reacties zijn gesloten.