Gisteren was in De Singel in Antwerpen de uitreiking van De Inktaap, gewonnen door AFT met Het schervengericht. De AKO, Libris en de Gouden Uil zijn automatisch genomineerd voor die prijs, en scholieren mogen zich uiteindelijk voor één van die drie prijswinnaars uitspreken. D. Hooijer was vanwege ziekte afwezig, maar Van der Heyden en ik waren er wel. En zo’n duizend scholieren uit Nederland en Vlaanderen.
Er leek me bij de presentatoren, of dan toch in ieder geval bij één van hen, aan het begin van de dag sprake te zijn van een zekere nervositeit, wat leidde tot een wat geforceerd ogende vlotheid op het podium. Die komt meestal neer op een anti-literaire houding in de hoop daarmee de pubers meer dan halfweg tegemoet te komen. Die houden niet van literatuur, immers? Die hebben wat beters te doen, niet waar? Het was ook de leutigheid waarmee de, toch wat matige zangeres van het Nederlandse groepje Roosbeef voor de dag kwam, en nog wat later ook al het wel uitstekende The Boney King of Nowhere in de persoon van zijn frontman Bram Vanparys, door op te merken dat hij al in tien jaar geen boek meer gelezen had. Ha. Ha. Tof man.
Misschien was dat ook de reden dat de organisatoren voor specifiek mij niet echt iemand hadden aangezocht voor een laudatio. Voor AFT sprak Jos Geysels een prachtige lofrede uit. Voor D. Hooijer deed Saskia De Coster dat. Maar toen het om mijn boek ging, hadden ze niets beters weten te verzinnen dan Luc de Vos uit te nodigen. Nu vind ik die jongen sowieso al een van de meest overschatte, zich muzikant, wie weet zelfs dichter en schrijver noemende sujetten van Vlaanderen, dus erg veel verwachtte ik er niet van. Maar zo weinig… De Vos beperkte zich tot de opmerking dat hij mijn ‘uitstekende boek’ natuurlijk wel gelezen had, maar dat hij geen ‘exegeet’ was, en daarom las hij maar een, ook nog abominabel slecht verhaaltje van zichzelf voor over wat kleine ervarinkjes die hij zelf dan zo in de jaren zeventig had gehad. Zo’n beetje. Min of meer. Leute. Ik overwoog even om maar op te staan en te vertrekken (AFT en ik zaten inmiddels pontificaal midden op het podium), maar beperkte me de eindeloze tien tot vijftien minuten dat dit heerschap saai en kleurloos stond te leuteren tot ostentatief sms’en naar H., bij wie ik dan maar alvast live mijn beklag deed (het was sommigen in het publiek niet ontgaan, vernam ik later). Wat een verwaten over het paard getilde eikel is die De Vos toch, om over de eikel die meende dat het een goed idee was om dat wonder van onanie hier het woord te geven maar te zwijgen. Al heb ik er uiteindelijk maar niemand op aangesproken. De organisatie zou de wenkbrauwen hebben opgetrokken. Luc de Vos, dat is toch… leuk? En dan, zoals ik Piet Piryns afgelopen week nog in een documentaire over Hugo Claus op tv hoorde zeggen: ‘Schrijvers zijn altijd verongelijkt’ — wat vast waar is.
Weggegaan ben ik dus evenmin. Gelukkig. Want wat er verder die dag gebeurde, stemde bepaald vrolijk en zette de organisatoren van culturele evenementen wier enige zorg de laagdrempeligheid van hun aanbod lijkt te zijn, volledig in hun hemd. Het was me tijdens ‘De Nachten’ al opgevallen dat scholieren opvallend gul zijn in hun appreciatie en heerlijk direct in hun afwijzing — en dat bleek ook gisteren weer het geval. Maar de grootste ironie was wel dat de vragen die zij aan AFT en mij stelden (bij elkaar genomen duurde dat toch al gauw een uurtje of drie) door geen enkele interviewer nog gesteld durven worden — zeker niet als het om min of meer publieke aangelegenheden gaat (tv zeer zeker, radio ook inmiddels en zeker zalen met duizend man publiek). Stel je voor: het ging over stijl, het ging over motieven, het ging over politiek, over structuur, opbouw. Het ging kortom over de literaire middelen waarmee in Het schervengericht en Het grote uitstel de werkelijkheid een bepaalde gestalte had gekregen. Nieuwsgierigheid had de boventoon, en maakte het de andere presentator, Stijn Meuris, makkelijk om af en toe op dit of dat in te pikken en even het roer over te nemen. Nodig was dat echter niet. Opvallend was ook dat de zaal aandachtig bleef (voor de pauze de volle duizend man, na de pauze ongeveer de helft, omdat elders juryleden van de respectievelijke prijzen nog met elkaar en de scholieren in debat gingen over de gemaakte keuzes).
Je moet bij zoiets altijd oppassen dat je niet te snel al te grote conclusies trekt, maar ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat de angsthazerij van allerlei zich progressief wanende didactici voor een niet gering deel verantwoordelijk is voor een stelsel-, nee zelfs systematische en zelf institutionele onderschatting van wat leerlingen van een middelbare school aan kunnen. Ik zag afgelopen maandag ‘Tegenlicht’ van de VPRO waarin Rob Wijnberg op zoek ging naar een antwoord op de vraag waar onderwijs nu eigenlijk voor bedoeld was. Daarin kwam de mij zeer aansprekende Britse socioloog Frank Furedi aan het woord, auteur van o.m. Where have all the intellectuals gone?. Hij had het onder meer over de angst voor autoriteit die nu al sinds de jaren zeventig het onderwijs gijzelt (misschien, bedenk ik me nu, omdat autoriteit en tucht met elkaar worden verward), over de instrumentalisering van kennis die meer ‘pure’ academische kennis onmogelijk maakt (kennis moet toepasbaar zijn, liefst direct toepasbaar), over kennis als product ook, over de leerling als passieve consument, over anti-intellectualisme en de in feite therapeutische atmosfeer die (ook alweer sinds de jaren zeventig didactiek) de schoolwereld beheerst: leerlingen moeten gelukkig zijn (wat betekent: zich verzoenen met hun omgeving, in plaats van dat die omgeving hen uitdaagt). Enfin, zijn boek heb ik in bestelling.
Furedi werd in het programma tegenover ene John Moravec geplaatst, voorgesteld als ‘onderwijsfuturoloog’ al kwam hij niet echt veel verder dan het herkauwen van de ideeën van de didactici uit de jaren zeventig, en die — dat is zo merkwaardig van die zogenaamd vooruitstrevende didactiek — blijkbaar zelf niet inzag dat zijn ideeën niets anders waren dan het kopiëren van de consumentistische logica van het neoliberalisme binnen het raamwerk van de school. Op wat hij zich bij een school voorstelde, komt men in ieder geval nooit meer op het idee dat de wereld zoals ze wordt voorgesteld misschien wat minder noodlottig is dan belanghebbenden bij die wereld ons wel willen doen geloven; ze is er gewoon onderdeel van geworden. En ook typisch bij deze vertegenwoordiger van het anti-autoritarisme was het dédain voor iemand als Furedi, een dédain dat me alleen maar de inherente en zeer autoritaire bevestiging lijkt te zijn van zijn eigen gelijk.
Ik voelde tijdens het ki
jken naar het programma mijn partijdigheid, daarin misschien nog wat aangevuurd door een open brief van een vriendin, Katrien De Paepe, die uiteindelijk gisteren in De Standaard werd gepubliceerd, geflankeerd door nog een andere open brief met ongeveer dezelfde strekking. De plannen van minister Frank Vandenbroucke deden mij al eerder ook de wenkbrauwen fronsen, want deze Vlaamse onderwijsminister, en (in dit geval moet je toch echt zeggen: helaas) socialist, lijkt vastbesloten om alle fouten die er in Nederland zijn gemaakt sinds de jaren zestig, nog eens dunnetjes over te doen in België. In zijn plannen zie je nog de contouren van de beruchte Contourennota van destijds minister Van Kemenade, die met plannen voor een ‘middenschool’ op de proppen kwam — en dat was op zich een nog verdere nivellering binnen het onderwijs zelf van wat al met de mammoetwet in ’68 was begonnen. Zorgwekkender nog is dat de Belgische onderwijsinspectie al lang bezig is om ‘heksenjachten’ te organiseren ‘op scholen die te veel literatuur onderwijzen of die té docerend te werk gaan’ — dixit Katrien De Paepe. En sprekend als iemand die boeken als die van Furedi niet eens nodig heeft: ‘De huidige trend van “vaardigheden” en “inspelen op de leefwereld van de kinderen” is een regelrechte onderschatting van de kinderen in kwestie. Als leraar moeten wij hen uittillen boven hun eigen evidenties en confronteren met moeilijkheden, vraagstukken en informatie. Alleen op die manier helpen wij hen over drempels en leren we hen omgaan met tegenslagen.’
Iets soortgelijks in de daarnaast afgedrukte brief van Rita Bollaert:
Doordat de wereld van de leerling het uitgangspunt voor het onderwijs geworden is, hebben we er zelf voor gezorgd dat leerlingen niet leren omgaan met frustratie, met het uitvoeren van een moeilijkere opdracht, met het verwerken van een repetitief element in de leerstof. Ze worden met andere woorden niet meer geconfronteerd met de minder leuke dingen in het leven. Zowel in secundair als in hoger onderwijs, maar evengoed op de werkvloer, blijven ze deze levenswijze als verworven recht opeisen (…)
Wat jammer voor de beeldvorming is dat beide brieven afkomstig zijn van classici. Zowel Bollaert als De Paepe zijn leraressen oude talen, en dat maakt het voor de cynische buitenwacht en beleidsmakers misschien te gemakkelijk om het toverwoord van het ‘elitisme’ weer tevoorschijn te halen en zo de werkelijke discussie te ontwijken. In die zin is het jammer dat een zin die wel in het oorspronkelijke concept van Katrien De Paepe stond, de krant niet heeft gehaald. Schrijvend over de plannen zoals die door de minister zijn ontvouwd, stelde ze:
Uw plan om de overgang tussen de lagere en middelbare school te versoepelen door middel van een nivellering van de eerste graad (waar onvermijdelijk de latere graden vroeg of laat op volgen), is een pijnlijke ontkenning van het reële verschil dat tussen mensen (in casu leerlingen) bestaat.
Geen enkel schoolsysteem zal ooit in staat zijn om iedereen op elk moment het gevoel te geven dat hij er op zijn plaats is. Elke dag sta ik in de klas en steeds opnieuw stel ik vast dat leerlingen even verschillend zijn als zij talrijk zijn.
Dat elke lijn die u probeert te trekken tussen onderwijsniveau’s (BSO, TSO, ASO), artificieel is, zal zeker waar zijn. Een andere zaak is dit te willen voorstellen als een groot probleem dat we slechts kunnen oplossen door alle lijnen weg te vegen en eenheidsworst aan te bieden aan iedereen. U doet dit graag onder het mom van sociale gelijkheid, maar is het niet een beetje sluw om de mensen in deze val te lokken?
Zoals bij veel (de leerkracht als autoriteit, de vroegere ontoegankelijkheid van met name het hoger onderwijs voor lagere sociale klassen) is de gevonden remedie niet zelden erger dan de oorspronkelijke kwaal gebleken. En het blijft onbegrijpelijk dat een Vlaams onderwijsminister, met een rampzalig voorbeeld als het huidige Nederlandse onderwijs direct om de hoek, de door de socialisten geadopteerde mantra blijft herhalen, zelfs zonder in te zien dat hij daarmee kinderen opvoedt tot niet meer dan botte consumenten.
Maar ze zijn tot andere dingen in staat. En dat bleek me dus gisteren en het ontroerde AFT zelfs, zo zei hij in zijn dankwoordje, omdat je als schrijver nooit meer, nergens meer zoiets meemaakt: de onbevangenheid van jonge mensen die niet worden gehinderd door de bekrompen angst van de culturo’s overal ten lande. Het was ook daarom dat ik negatief antwoordde op een vraag van Meuris: of ik niet ook het idee had dat de generatie die daar in de zaal zat eigenlijk veel lethargischer was dan wij, dan de hemelbestormers die wij zelf geweest zouden zijn in de jaren zeventig. Nee, zei ik ongeveer, ik geloof dat het engagement van deze nieuwe generatie nog steeds even groot is, maar het verschil is dat hun bevlogenheid zich richt op het redden van specifiek dit bos of die diersoort, of het afzweren van specifiek dat soort energievoorziening — dat hun protest en hun betrokkenheid niet meer is ingekaderd in een meer algemene ideologie, en dus veel incidenteler lijkt. Het verband is zoek (dat hebben ‘wij’ vakkundig voor hen zoek gespeeld), maar niet de wil om de wereld zoals ze wordt voorgesteld te veranderen, ook al is de idee van enige wereldrevolutie dan misschien achter de horizon verdwenen.
Een klein voorbehoud bij dit alles: natuurlijk zaten daar duizend leerlingen die voor deelname aan De Inktaap hadden gekozen, en daaronder waren er nog genoeg die vonden dat de respectievelijke jury’s nu niet de meest aantrekkelijke boeken hadden gekozen. Maar zelfs met die kanttekening: de aandacht van de zaal bij wat AFT en ik zoal te vertellen hadden, was onmiskenbaar. En daar kon zelfs het obligate literature bashing van popmuzikanten niet tegenop.
Helemaal eens ! Dank!
LikeLike
“Je moet bij zoiets altijd oppassen dat je niet te snel al te grote conclusies trekt, maar ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat de angsthazerij van allerlei zich progressief wanende didactici voor een niet gering deel verantwoordelijk is voor een stelsel-, nee zelfs systematische en zelf institutionele onderschatting van wat leerlingen van een middelbare school aan kunnen.”
Spot on. En het probleem lijkt me verder gaan dan het literatuuronderwijs. Ik heb hetzelfde gezien in de tijd dat ik wiskundebijles gaf, en ik moest constateren dat de leerlingen die ik kreeg vooral problemen hadden met de didactische methodes – die de abstracte wiskunde zogenaamd toegankelijk moeten maken via voor de leerlingen “herkenbare” situaties en door de zaak heel geduldig via eindeloze hordes geleidelijke denkstapjes begrijpelijk te maken. De leerlingen konden door de didactische bomen het bos niet zien. Gevolg: kinderen die slecht waren in wiskunde blijven slecht in wiskunde, maar dan op een lager niveau.
De wiskunde bevrijdt juist door de volstrekt oncorrumpeerbare strengheid waarmee zij oneindige perspectieven blootlegt, maar die bevrijdende kracht wordt de scholieren door een doorgeschoten Freudenthalisme ontzegd.
LikeLike
Je pleidooi tegen het onderschatten (voor cultuur willen ‘behoeden’) van leerlingen is me uit het hart gegrepen. Dat jonge mensen veel aankunnen en voor veel openstaan – wanneer ze er maar de kans toe krijgen – mocht ik vandaag bij ons op school ervaren tijdens een vakoverschrijdend project ‘film’ voor het 5e jaar ASO, dat zijn 16-jarige leerlingen. Ze hebben uren intens (en voor zichzelf veeleisend) gewerkt aan een onderzoeksopdracht over een film die ze vooraf hadden bekeken. Morgen presenteren ze het resultaat (inleiding, situering in een stroming en close-reading van een fragment) en daar kijk ik nu al naar uit. Om systematische niveauverlagers de wind uit de zeilen te nemen, even vermelden om welke films het gaat: ‘A bout de souffle’, ‘Hiroshima mon amour’, ‘Angst essen Seele auf’, ‘The Draughtman’s Contract’ en ‘The Idiots’. Het is vaak gewoon een kwestie van durf en vertrouwen.
LikeLike
“Doordat de wereld van de leerling het uitgangspunt voor het onderwijs geworden is, hebben we er zelf voor gezorgd dat leerlingen niet leren omgaan met frustratie, met het uitvoeren van een moeilijkere opdracht, met het verwerken van een repetitief element in de leerstof. Ze worden met andere woorden niet meer geconfronteerd met de minder leuke dingen in het leven. Zowel in secundair als in hoger onderwijs, maar evengoed op de werkvloer, blijven ze deze levenswijze als verworven recht opeisen (…)”
Ik wil me graag bij de wat gratuite constatering aansluiten dat het onderwijs niet meer is geweest wat het was, maar als de weg naar nieuws- en leergierigheid, naar spontane belangstelling voor de wereld, en naar het idee die te kunnen veranderen, moet verlopen via frustratie, repetitieve arbeid en het confronteren met minder leuke dingen, dan geef ik maar de voorkeur aan de veelgesmade didactici van ‘de jaren zeventig’.
Het is de moeite de agenda van mensen als die mevrouw Bollaert eens na te gaan. Wa zij voorstelt is een niet zo heel milde vorm van terreur, die erop is gericht kinderen hun dromen te ontnemen, en ze zo gauw mogelijk het slechte voorbeeld van ‘de teleurgestelde leerkrachten’ (Lucebert) te laten volgen. Zó ontstaat pas een eenheidsworst: een maatschappij van willoze en volgzame mensen, tot de nek toe gevuld met faalangst.
LikeLike
Roosbeef is waanzinnig!!
LikeLike
Toen ik aan de Inktaap begon had ik mijn twijfels, ik ben gek op lezen maar was niet echt een fan van literatuur. Maar mijn ogen zijn geopend door de boeken die ik moest lezen, literatuur hoeft niet altijd vreselijk te zijn en onder andere ‘Het grote uitstel” is daar het bewijs van. Ik wil je bedanken voor het openen van een nieuwe wereld en de ontzettend leuke dag die ik heb gehad!
LikeLike
beste marc, ik lees uw blog nu pas. u hebt gelijk, allicht ben ik een eikel en ik had-zeker weten-moeten passen voor het evenement. Apologie:daartoe aangezocht door marc verstappen had ik tot driemaal toe gemeldt dat ik het liever niet deed. na lang aandringen van zijnentwege heb ik het toch gedaan. En achteraf veel spijt van gehad. Ik beloof het nooit meer te doen. meestal wordt ik inderdaad tot op de grond afgebrandt door de literaire kritiek omdat ik niet kan schrijven, maar een zekere achille van de brande(pseudoniem/blog) die vind me wel te pruimen, u als literair professor, weet u toevallig die man (of vrouw) te duiden?
groeten van Luc De Vos
LikeLike
Beste Luc,
Ik ben natuurlijk geen literatuurprofessor; zoals u geen popprofessor bent. Ik vind in tegenstelling tot velen dat er over smaak best te twisten valt. Ik ben niet dol op uw muziek. Het spijt me. Uw literaire werk ken ik alleen van die bewuste middag. Ik had inmiddels allang begrepen dat vooral Marc Verstappen aangesproken diende te worden op de verkeerde keuze die u bleek te zijn. Toen ik hem onmiddellijk na het gebeuren vroeg wiens briljante idee het was om u in te huren, zei hij dat u ‘een beetje verkeerd gecast’ was. Tot drie keer toe, blijkbaar. Marc Verstappen doet veel voor de literatuur, maar is er tegelijkertijd erg bang voor. Hij is van mening dat vooral jonge mensen literatuur saai vinden (een verkeerd uitgangspunt, zo bleek juist die middag). Daarbij is hij van mening dat ik als schrijver heel erg literair ben. Dat moest afgedekt worden door iemand uit te nodigen die waarschijnlijk in zijn ogen vooral leuk en ludiek overkwam en die mijn saaiheid al op voorhand compenseerde.
U had bij uw weigering moeten blijven. Het was een genante vertoning. Het was voor mij ronduit beledigend. Niet dat ik dat na de al even genante kermis na de uitreiking van de Gouden Uil 2008 niet gewoon was — maar toch. Waar de andere genomineerden een mooie laudatio kregen, kreeg ik een verhaaltje over wat Luc De Vos zélf in de jaren zeventig zoal deed. Mijn woede over een en ander richtte zich in het betreffende blogstuk in de eerste plaats op u. Dat was niet helemaal juist. Al had u bij uw weigering moeten blijven, ten eerste, ten tweede en ten derde male.
U kunt dat overigens nog goed maken. Ik ben verre van wrokkig. Bij de eerstvolgende aan u uit te reiken popprijs — of wie weet, zelfs literaire prijs — nodigt u mij uit voor een laudatio. Ik kom dan een liedje voor u zingen. Akkoord?
LikeLike
Dag Meneer,
Ik las uw commentaar op Frank Hellemans van Knack.
1. Ik denk dat ik eens een boek van u ga lezen
2. In mijn schooltijd werden we verplicht boeken te lezen en boekbesprekingen te maken, ik denk dat ik alle boekbesprekingen afgeschreven heb, geen enkel verplicht boek las, maar HEE DOCH! Jaren later ben ik al die grote verplicht-te-lezen-schrijvers wel spontaan gaan lezen, ik herinnerde me aangehaalde zinnen in de taalllessen, die ik mooi vond, ik wou tenslotte weten wie dat ooit schreef. Dus, de verplichte leesstof, toen helemaal niet passend in mijn belevingswereld, heeft haar vruchten afgeworpen!
3. Ik had een lerares taal die echt van taal hield en ik denk dat zulke leraressen bovenal een vormende invloed hebben.
Groeten,
Nele
LikeLike