Wat is het beste: de leugen die verzacht of de werkelijkheid die angst inboezemt? We hadden haar al dagen voorbereid op een kleine ingreep in het ziekenhuis. Ze ging even slapen. Dan ging ze wakker worden. En dat was dat. Dat even slapen werd in tekst en tekeningen aanschouwelijk gemaakt in een boekje dat door het ziekenhuis in kwestie zelf was geschreven, een boekje waarin een monter jongetje onder lichte narcose wordt gebracht, weer ontwaakt en al ’s avonds thuis pannenkoeken eet met zijn nieuwsgierige zusje. Het jongetje vraagt, op weg naar de operatiekamer, of het erg is dat hij een beetje bang is (natuurlijk niet!), maar voor het overige refereert niets in dit boek aan iets angstwekkends dat te gebeuren staat.
Ik heb de narcose ooit goed bestudeerd. Voor de roman Wild vlees maakte ik een afspraak met een anesthesiste in het ziekenhuis van Dokkum. Die leidde mij welwillend rond. Ze wees op de vierkante en ronde aankoppelingsstukken, opdat een anesthesist niet per ongeluk zuurstof met wat anders verwart — iets wat vroeger regelmatig voorkwam, zei ze. ‘Vroeger deed de portier vaak de verdoving’, zei ze, en lachte krakend. ‘Als het mis ging, zeiden ze dat de patiënt niet tegen de narcose had gekund.’ Ze draaide wat aan een kraantje en er ontsnapte sissend enig gas. Ze had een benig voorkomen, een erg geprononceerde schedel op een schriele nek, dunne magere vingers en haar heupbeenderen staken duidelijk zichtbaar door haar jeans. Ik verzin niks.
Ze vertelde met enig genoegen over een beginnersfoutje dat ze vroeger zelf had gemaakt: vergeten de ogen van een patiënt af te plakken tijdens de narcose. Die ogen waren al spoedig volledig verdroogd geweest. ‘Nou, dat ben ik sindsdien nooit meer vergeten, kan ik je zeggen,’ lachte ze. Dan weer serieus: ‘Eigenlijk maken wij patiënten half dood’. Ze keek nadenkend naar de operatietafel. ‘We laten de temperatuur dalen tot een nog net aanvaardbaar minimum. Soms gaat het maar om één graad — het verschil tussen leven en dood.’ Ze had te veel tanden, vond ik. ‘Natuurlijk alleen bij zware operaties.’ Natuurlijk.
Ze had er zin in, deze vrouw. Ze hield van haar werk. Mensen laten balanceren op de rand van hun eigen leven. Daar de macht over hebben. Ik had het gevoel dat ik ontsnapte toen ik terug in de auto naar Leeuwarden reed, waar ik toen woonde.
Van de keren dat ik zelf onder narcose ben geweest (twee keer zwaar), herinner ik me merkwaardig genoeg mijn eigen afwezigheid — al is dat niet mogelijk. Het is niet zozeer een zwart gat zonder tijd of ruimte. Al evenmin wordt er gedroomd. Er was niets terwijl er tijd verstreek. Denk ik. Dat was de verschrikking: de duur ervan. Of het gevoel van de duur ervan. Of de suggestie dat je de duur had ervaren.
Ik herinner me vooral mijn verzet vlak voor dat duister inviel: de immense paniek die waarschijnlijk doodsangst is; en de vooral fysieke wil tot het einde te vechten. Iets in ons lichaam, iets dat wij misschien nog meer zijn dan wat we ons denkend bij onszelf voorstellen, neemt het van ons over. En vecht.
Dat zag ik vanochtend ook in die helderblauwe ogen van haar, in dat zich plotseling schrap zettende kleinemeisjeslijf. Er was iets van verbijstering dat ‘even slapen’ hier op uitdraaide. Dat niet zij het was, of iets in haar, dat inkeerde. Maar dat het haar werd aangedaan. Dat ze verraden werd, zelfs — al kan dat mijn inbeelding zijn.
Ik stond daar maar wat en hield haar ene hand vast, die zich los trachtte te rukken, terwijl ze met haar andere hand, die al spoedig door een assistent werd vastgepakt, om zich heen begon te maaien. Rustig maar, zei ik misschien, of iets anders stompzinnigs dat bedoeld was haar te laten weten dat het Goed zou komen. Maar de anesthesiste (een kindvriendelijke uitvoering deze keer) zei iets wat ik zelf al zag: ‘ze ziet en hoort u al niet meer’.
Ze zag en hoorde mij niet meer — nee, maar ze was nog niet weg. Ik zag haar in een eenzaamheid die we misschien allemaal het meest van al vrezen: voorbij het punt waarop van anderen nog redding te verwachten valt, voorbij elke mogelijkheid op terugkeer ook. Ik zag haar in haar eigenste vrije val.
Een half uurtje later zat ik al naast haar in de Recovery, zoals dat heet. En er was veel verdriet. Uren verdriet. En uiteindelijk, weer hier thuis, bij de door haar zelf gekozen ‘vogelnestjes met pasta’, de conclusie: dat boeken de waarheid niet vertellen, dat ze verraden was door een monter jongetje. Want dit was toch wel heel iets anders dan ze had gedacht. Veel erger was het. Dit was niet even slapen geweest. Onduidelijk wat dan wel, maar iets in haar lijkt voortaan weet te hebben van een waarheid die zich door geen goedmoedige leugen meer laat temperen. En misschien had ik haar daar het liefst voor willen behoeden, als dat maar niet weer verraad aan het leven zelf was geweest: aan de vrije val die ons uiteindelijk pas werkelijk menselijk maakt. Misschien.
Een vrije val die ons uiteindelijk pas werkelijk menselijk maakt. Misschien, maar dit ‘stukje’ vind ik zo overdonderend geschreven. Hoog tijd dat ik ‘ns een boek van je lees…
LikeLike
Gdx, dat kan en je vindt nog een boek over zo’n vrije val ook, in de verrassende vorm van een lancering! Touchdown.
LikeLike