Left of left

Bij de deelnemers én organisatoren van het debat afgelopen 15 mei in De Vooruit overheerste teleurstelling over de opkomst: na het barbecueweer van de afgelopen weken was er net die avond een zondvloed die delen van Ledeberg en de Brugse Poort onder water gezet zou hebben. Het debat was gratis toegankelijk; niemand die zijn geld verloor door niet op te komen dagen vanwege het neergutsende water die avond. Dus moesten we het doen met ongeveer tachtig mensen — terwijl er normaliter voor dergelijke debatten drie- tot vijfhonderd mensen op komt dagen, zei men.

Maar was het alleen het weer, zo vroeg ik me samen met Peter Van den Eede (niet de acteur, maar een programmamaker van De Vooruit) nadien af. De avond daarvoor, toen het meer specifiek over mei ’68 ging, waren er ook maar ongeveer honderd mensen geweest. En dat er dan op een debat over ‘what’s left of he left’ nog minder komen, zou je ook als een impliciet antwoord kunnen lezen op die vraag zelf: wat er over is van links? Tachtig man publiek waar je er drie- tot vijfhonderd verwacht.

Niet dat ik veel van het weinige publiek heb gezien; ik kwam twee keer op van de zijkant om een flink fragment uit Het grote uitstel te lezen en als ik opkeek van het boek — wat men al lezend toch geregeld doet om niet een in zichzelf gekeerde mummelende schriftgeleerde te lijken — keek ik in de felle lampen. Communicatie met onzichtbare anderen — wat is schrijven anders? Maar mijn positie terzijde van het podium maakte ook dat ik het debat maar met moeite kon volgen; alle geluid ging richting zaal, en behalve Yves Desmet, zag ik de andere deelnemers (Frank Vandenbroucke, Bart De Wever, Paul Kalma en Anne Provoost) vrijwel allemaal op de rug, zodat ook liplezen moeilijk werd.
(Zie echter het verslag op Indymedia).

503px-Thatcher-loc

De neiging om de erfenis van links te minimaliseren was er natuurlijk vooral bij Bart De Wever, wiens hele houding een soort weerzin uitstraalde tegen alles wat er die avond zelfs maar gezegd kón worden, al kon ook hij er natuurlijk niet helemaal omheen dat het doorgeschoten individualisme waarvoor links verantwoordelijk gesteld zou kunnen worden, minstens evenzeer zijn wortels heeft in het thatcherisme uit de jaren tachtig — Thatcher die immers alleen het individu en geen enkele gemeenschap erkende (‘there’s no society’). Maar het aloude ‘overal hetzelfde liedje, ’t is de schuld van ’t kapitaal’ weigerden (de Nederlandse) PvdA-er Kalma en SPa-er Vandenbroucke natuurlijk ook aan te heffen. En dat kwam neer op instemming met de ‘ontideologisering’ van het socialisme zoals die overal in Europa plaats heeft gevonden (Schröder, Blair, Kok) — wat natuurlijk niet werkelijk een ontideologisering was, maar een zich toewenden naar het liberalisme. Bij de gezetenen in de politiek was er ook niet werkelijk een neiging om tot een soort re-ideologisering te besluiten, al blijkt de Nederlandse PvdA zich de laatste tijd ernstig te beraden op de te varen koers, en doet uiteraard ook de in de oppositie gedwongen SPa aan ‘herbronning’.

Maar dat het, zeg maar: klassiek links-socialistische verhaal een beetje naïef overkomt vandaag de dag, moet zelfs ik onderschrijven. Ik denk dan niet meteen aan de Erik de Bruyns van deze wereld, zelfs niet aan SP.a-rood of Vonk, ook al komen die qua retoriek toch soms al weer heel dicht in de buurt bij wat tegenwoordig al te simplistisch klinkt. Evenmin denk ik aan Jan Marijnissen en zíjn SP, waarover Frank Vandenbroucke een beetje laatdunkend deed, zozeer dat PvdA-er Kalma zich zelfs geroepen voelde de Nederlandse SP wat te verdedigen (de SP had een programma dat erg leek op dat van de PvdA 25 jaar geleden, zei hij, en regeringsdeelname voor die partij leek hem noch onmogelijk noch ongewenst). Maar als ik het over naïviteit heb, denk ik eerder aan het krantje dat ik afgelopen week in mijn bus vond, De nieuwe Vooruit heet dat, en het is een publicatie van de Linkse Socialistische Partij.

Nieuwe vooruit.1

Niet dat ze geen punt hebben wanneer ze vaststellen dat er naast de economische juichverhalen daadwerkelijke armoede in bijvoorbeeld Gent is, en dat het er in dat opzicht bepaald niet beter op is geworden. En ze hebben gelijk wanneer ze stellen dat er toch iets mis is wanneer De Post, een bedrijf dat na privatisering — ooit opgebouwd met ‘ons belastinggeld’, zo heet het (al evenmin onterecht) — nu 100 miljoen winst maakt, het aantal postkantoren in Gent van 26 in 2006 naar 7 nu terugbrengt. En ja, het ís ronduit een schande dat een nieuw gerechtsgebouw in Gent, dat begroot was op 80 miljoen, bij oplevering 159 miljoen blijkt te kosten en uiteindelijk zelfs 264 miljoen zal kosten omdat men die 159 niet in één keer in de begroting wil inschrijven en dus een privé-investeerder heeft gevonden als eigenaar die het gebouw gedurende 36 jaar aan de overheid zal verhuren — tegen een lekker prijsje, blijkbaar. Het is maar dat het krantje alleen onvrede en onvrede en nog eens onvrede bevat, alleen gekat op ‘het’ bestuur dat in elk opzicht ondeugdelijk is — en om die som te maken schuwt men de nodige retoriek niet. Zo wordt becijferd dat er bij de stad Gent 325.000 euro bespaard wordt door de keuken van het stedelijk onderwijs te sluiten en de bereiding van maaltijden voor crèches en peutertuinen voortaan uit te besteden aan privébedrijven. Bij sociale en studentenrestaurants zou dit al eerder gebeurd zijn en de prijzen zouden enorm zijn gestegen. Dan volgt een optelsom van de inkomens van de burgemeester en schepenen van Gent: 963.000 euro, ‘drie keer de opbrengst van de geprivatiseerde stadskeuken’, zo heet het dan. Hier haak ik af. Dat privatisering van openbare diensten een ramp is, weten we óók al sinds Thatcher dat met onder andere de spoorwegen in Groot-Brittannië deed en het aantal spoorwegongevallen er dramatisch steeg omdat veiligheid nu eenmaal investeringen eist die de winst kleiner maken. En sinds de privatisering lijkt er geen trein nog op tijd te rijden. Dat privatisering meermalen tot prijsstijgingen leidt, weten we inmiddels ook, wat de Europese Commissie daarover ook zegt. Maar om daarvoor nu het Gentse stadsbestuur zwart te maken… Op dit punt moet men toch iets verder reiken, lijkt me. Dit is kritiek verwarren met negativisme, en het creëert uiteindelijk alleen een soort anti-politieke stemming die, zo weten we toch ook, mensen er niet zozeer toe aanzet om links van links te gaan stemmen, maar rechts van rechts.

Naamloos-1klein

Ook dat laatste is al uit en te na geanalyseerd: links heeft geen alternatief meer in de aanbieding, niet alleen omdat de socialisten feit
elijk en op zijn best links-liberalen zijn geworden, maar ook omdat wat dan onmiddellijk ‘extreem links’ heet, niet verder komt dan de oude slogans, wat aan hun pamfletten en krantjes iets laat negentiende, vroeg twintigste eeuws geeft. Links lijkt vooral van zijn samenhang beroofd te zijn, van een groter kader. (Links?) engagement is er bij jongere generaties nog best te vinden, alleen is het ook dan veel meer een onderdeel van de zapcultuur. Men zet zich in voor het regenwoud, om maar wat te noemen, maar het verband met de rampzalige effecten van de privatisering van vroegere overheidsinstellingen is voor hen niet vanzelfsprekend. Je zou misschien zelfs kunnen zeggen dat engagement voor zoiets als het behoud van het regenwoud gedepolitiseerd is — althans in hoe het wordt ervaren.

In die zin had je misschien meer publiek binnen gekregen wanneer je het niet zozeer over ‘links’ in al zijn abstracte veelvuldigheid had gehad, maar over iets veel concreters dat niet op het eerste gezicht met ‘links’ of ‘rechts’ in de oorspronkelijke zin te benoemen valt. Een paar weken geleden alweer stuurde JT mij een smeekbede om vooral op te komen dagen bij een avondje dat hij had belegd over e strijd van de Mapuche in Patagonië. Hij was daar vorig jaar geweest, had er kennis gemaakt met onder andere Moira Millan, die woont

in de gemeenschap Pillan Mahuiza (Heilige berg). De voorbije jaren voerde zij onder andere met succes campagnes tegen het megaproject van de Canadese goudmijnfirma Meridian Gold, dat dreigde de levenskwaliteit in het naburige stadje Esquel voorgoed te vernielen, en tegen de agressie van multinational Benetton, met 900.000 hectare de belangrijkste grootgrondbezitter van Patagonië en niet bepaald een persoonlijke vriend van de Mapuche. Op dit moment wordt haar eigen gemeenschap met de bouw van zes stuwdammen op de rivier Carrenleufu echter bedreigd door een nog director en nijpender probleem. Als de plannen om 11.000 hectare onder water te zetten realiteit worden, betekent dit een onherstelbaar verlies van haar grond, woonplaats en spiritualiteit,,

aldus de meegeleverde folder. JT vroeg me dringend te komen, want hij verwachtte vijf man of zo. Maar we zaten er geheel onverwacht met een stuk of dertig te luisteren naar gruwelijk onrecht op een plek die bij reizigers en romantici vaak mooie dromen oproept — Patagonië. Dat zijn niet overweldigend veel mensen natuurlijk, maar veel meer dan je bij zoiets volstrekt uitheems had kunnen verwachten (volstrekt uitheems omdat het de media niet haalt — en zonder camera’s en microfoons lijkt niets te bestaan, zo weten ook terroristen: een camera- en geluidsman maken tegenwoordig deel uit van zelfmoordcommando’s, las ik laatst).

Mapuche MoiraMillan

Derek Walcott sloot dan weer gisterenavond in Passa Porta in Brussel niet uit dat politici minder rampzalige beslissingen zouden nemen wanneer ze wat meer waren grootgebracht met poëzie. Daar valt meteen een hoop tegenin te brengen. Ik schreef afgelopen week een stukje over de toneelschrijver Joseph Goebbels in De Morgen (14 mei), en stelde onder andere:

Zelfs met de beste bedoelingen blijft het een merkwaardig verschijnsel: een literair schrijver die politicus wordt. Mario Vargas Llosa schreef ooit De vis in het water (1994) waarin hij zijn wedervaren als presidentskandidaat van Peru te boek stelde. In 1990 trad hij in het krijt tegen Alberto Fujimori, die de verkiezingen uiteindelijk zou winnen (en die nu terechtstaat voor onder meer corruptie). Llosa beschrijft prachtig de onverenigbaarheid van de schrijver en de politicus, van de man aan de zijlijn en de man van de daad. Het is juist door de positie terzijde dat een geëngageerd schrijver als Llosa in de verleiding komt het terrein van de politiek te betreden: hij ziet helder wat er zou moeten gebeuren. Maar eenmaal verwikkeld in de strijd om de kiezer blijkt het optillen en kussen van baby’s belangrijker dan de intellectuele nuance, en uiteindelijk wordt geen middel geschuwd om dat ene doel te bereiken: macht.

Misschien moet Llosa blij zijn dat het hem niet lukte; hij heeft het ook nooit opnieuw geprobeerd. De voorbeelden van schrijvers die het wél tot politicus schopten, zijn afschrikwekkend. Neem Karadžić. Een dichter als volksmenner — al minstens sinds Shelleys “The poet is the unacknowledged legislator of the world” zijn er velen die er van dromen, en aan pretenties in dat kamp is er geen gebrek. Dichters zijn vaak de minst ruimhartige mensen van de wereld, omdat ze door de aard van hun werkzaamheden geloven dat wat ze zeggen sowieso pregnanter, essentiëler, dieper of hoger is, en bijgevolg meer waarheid bevat. Het is altijd oppassen geblazen als zulke types naar de megafoon grijpen.

Er zijn natuurlijk politici met literaire ambities, maar die worden nooit volbloed dichter of schrijver; de literatuur is hoogstens een bijbaan, meestal een hobby voor de derde leeftijd. De weg van de politieke actie naar de dichterlijke contemplatie verloopt gladjes. Het is omgekeerd dat het mis loopt. De surrealisten haakten destijds aan bij de communisten en kregen met Stalin een figuur waar zelfs zij niet op bedacht waren. Futuristen droegen het fascisme een warm hart toe.

Walcott voegde daar wel aan toe dat die omgang met poëzie onder andere een (zelf)kritische leergang moest zijn, althans zo kon je afleiden uit wat hij zei over de studenten die hij zelf begeleid heeft bij het schrijven van poëzie. En natuurlijk gaat het bij omgang met poëzie minder over ‘het gevoel’ (over de diepte en hoogte ervan), dan om vormbewustzijn, om hoe woorden de werkelijkheid sturen — en ja, daar zou menig politicus iets van kunnen leren, inderdaad, nog iets anders dan het talent voor manipulatie en volksmennerij, bedoel ik.

De avond met Walcott eindigde uiteindelijk in klein en goed gezelschap in Hotel Métropole, met het eten van garnaalkroketjes en aardbeientaart met roomijs, en met Walcotts verbazing over het feit dat de door hem bestelde icetea uit een flesje kwam en vol suiker zat. De status van hotel Métropole wettigde de verwachting dat men hier iets anders geserveerd zou hebben dan een petfles…

2 gedachten over “Left of left

  1. Prachtig: ‘dichters zijn vaak de minst ruimhartige mensen van de wereld, omdat ze door de aard van hun werkzaamheden geloven dat wat ze zeggen sowieso pregnanter, essentiëler, dieper of hoger is, en bijgevolg meer waarheid bevat. Het is altijd oppassen geblazen als zulke types naar de megafoon grijpen’. Ik denk dat ik dit citaat ga inkaderen, alhoewel je, volgens mij, ‘dichters’ gerust mag vervangen door ‘kunstenaars’.

    Like

  2. En als we daarna ‘dichters’ of ‘kunstenaars’ weer vervangen door, laten we zeggen, ‘campagneleiders’ of ‘managementgurus’ wordt het citaat nog actueel ook!

    “The campaign manager is the unacknowledged legislator of the world”? Kerry ging vier jaar terug ten onder aan de Swift Boat Veterans for Truth – ziehier de hedendaagse Waarheidsclaim.

    Like

Reacties zijn gesloten.