foto © Jan. M. Meier
Of Zogezegd in Gent vrijdagavond een succes was, kan ik moeilijk beoordelen; ik was bijna de volle drie uur, deels op het podium, deels achter de schermen (waar een tv-scherm stond) aanwezig bij het debat over engagement en literatuur, om de keur aan onderwerpen maar even handzaam samen te vatten. Ik vroeg me af hoe de stoelendans op het publiek overgekomen kon zijn, want zowel sprekers als moderatoren wisselden steeds. Ik had zelf de indruk dat het de dynamiek van het gesprek niet altijd ten goede kwam omdat sommige gesprekken min of meer werden afgebroken wanneer er weer een wisseling van de wacht plaats diende te vinden. Op voorhand vond ik het wel een goed concept, juist vanwege die steeds wisselende samenstellingen. Het eerste deel van het debat zat, na een meer sociologische plaatsbepaling van mei ’68, toch ook een beetje in de nostalgische sfeer, met vooral Walter van den Broeck en ook moderator Piet Piryns in de rol van ooggetuigen, en het was goed dat die op een gegeven moment plaats inruimden voor anderen. Maar door steeds andere deelnemers verliep het gesprek zelf toch in horten en stoten, was mijn indruk.
foto © Jan M. Meier
Wat vooral vastgesteld kon worden, was dat mei ’68 natuurlijk een mythe was — zoals onder andere Gie van den Berghe (een beetje te veel op de toon van iemand die verwacht dat hij wel weer in het ongelijk gesteld zou worden, vond ik toch) het op een zeker moment verwoordde. Rond die tijd was hij een telegrafist, stelde hij, en van alle opwinding die er rond mei ’68 geweest zou zijn, had hij, net als andere, niet in academische of culturele kringen verkerende, zeg voor het gemak nu maar even: ‘gewone’ mensen maar bitter weinig gemerkt. Maar uit het hele debat zelf kon je toch ook opmaken hoezeer mythes hun eigen werkelijkheid creëren, zozeer dat de historische werkelijkheid er door op de achtergrond raakt. Het feit dat het deze avond en ook later en elders nog veelvuldig in de herinnering geroepen wordt, verleent aan het gebeuren zelf de status van een historische gebeurtenis, een sleutelmoment in de geschiedenis (waarmee overigens niet gezegd wil zijn dat de relativering van Van den Berghe overbodig was — integendeel).
In ieder geval behoren de steekwoorden die bij deze ‘babyboom’- of ‘protest’generatie altijd opduiken tot de intellectuele bagage van de generaties die daarna kwamen, zeker tot de mijne. En misschien niet eens alleen tot de intellectuele bagage, maar zelfs tot onze totale beleving. Toen ik van die generatie tijdens het debat kort een schets gaf, het had over ‘ons’ ‘te laat’, over de ‘lost generation’, niet in de laatste plaats ook vanwege de economische crisis van 1975 -1985, zei Piet Piryns spottend: ‘ach, wat zielig, meneer’. Zoiets kun je typerend noemen voor het akelige en zo langzamerhand behoorlijk cynische gelijk van zijn generatie waarmee wij eigenlijk tot op de dag van vandaag… ‘worstelen’ is een te groot woord, misschien, maar toch in ieder geval: waarmee wij continu in discussie zijn. Voor ons was de geproclameerde vrijheid minder een bevrijding dan een dure plicht; ze ging aan elke, reeds door de babyboomers ontmaskerde waarheden vooraf, maar ze leerde ons niets over de wereld. Sterker nog: ze ontrok de wereld aan ons zicht.
Maar kanttekeningen plaatsen bij het linkse discours bracht je — hoe onterecht ook — onmiddellijk in het rechtse, het conservatieve kamp — en eigenlijk is dat nog tot op de dag van vandaag het geval. Het was jammer dat Tom Naegels en Piryns niet samen op het toneel zaten, want Tom stelde op een zeker moment een wel heel principiële vraag: waarom iemand als Claus applaus oogste (nog steeds) wanneer hij over de Sint Pietersbasiliek in Rome zei dat ze dat gebouw maar moesten ‘dynamiteren’, en Wilders voor fascist wordt uitgemaakt wanneer hij zegt dat de Koran verbrand moet worden. Is er hier een verschil in ‘rechthaberei’? Ik denk het niet, eerlijk gezegd. En ik had Piryns daar wel eens antwoord op willen horen geven. Of zou dan blijken dat hij het op grond van de analogie eigenlijk met Wilders eens had moeten zijn? De islam is net zo achterlijk als het christendom? Weg met de religie?
Maar dat verschuift de vraag alleen maar — al geloof ik dat de babyboomers zelf aan die verschuiving niet of nauwelijks zijn toegekomen. Zo gefixeerd op bevrijding van het oude (politiek ironisch genoeg dan ook nog eens uitgelopen op een liberalisering waarmee een groot deel van de eigen idealen werd verkwanseld), zozeer overtuigd van wat daarmee werd gewonnen, hebben ze zich niet of nauwelijks gebogen over de vraag uit naam van welke waarheid ze die van anderen aan de kaak stelden.
Ik formuleer het nu een beetje te veel in termen van ‘zij’ en ‘wij’, zo weet ik. Uiteraard ben ik binnen die cultuur van de bevrijding en het bevrijd zijn opgegroeid (dat is het nu juist!) — en ik heb al eens eerder gezegd dat het mij verbijstert dat vrouwen in het zakenleven nog steeds zo’n 25% minder verdienen dan mannen, dat mijn homoseksuele vrienden niet kussend over straat kunnen en ik wel, dat het milieu zo grandioos naar de kloten wordt geholpen op grond van nog steeds dezelfde schijntegenstelling tussen economie en ecologie. Dat is een verbijstering die ook alleen maar voort kan komen vanuit het valse gevoel van een totale overwinning van het vrijheids- en gelijkheidsdenken. Maar geconfronteerd met Turkse jongens hier in de straat, die mij onmiddellijk beginnen uit te leggen hoe zij leven en waarom ze dit doen en dat niet doen en zus denken en zo denken — word ik zelf nu meer dan ooit geconfronteerd met wat ook ik min of meer overwonnen dacht te hebben: mijn vooronderstellingen en ook vooroordelen. Dat ‘grote verhalen’ niet meer bestaan, dat elke werkelijkheid in die zin een ‘fictie’ is geworden, laat onverlet dat die ‘ficties’ onze dagelijkse werkelijkheid uitmaken. Wij — wij blanke, West-Europeanen uit de middenklasse — wij kunnen ons, voor zover we intellectueel zindelijk zijn, nog onmogelijk beroepen op de eeuwigheidswaarde van onze waarheden, maar daarom bestaan die waarheden voor ons wel degelijk in hun historiciteit. De ontmaskering van grote waarheden heeft niet gemaakt dat wij onze ethische waarden willen overlaten aan de volstrekte willekeur van elk individu afzonderlijk, toch? Enfin, we doen het in ieder geval niet (in tegenstelling tot de esthetische waarden, die op dezelfde manier onderuit zijn gehaald en hebben geleid tot een volstrekte willekeur in de esthetische oordelen — maar dat is een heel andere kwestie).
In die zin, zei ook Abdelkader Benali, meende ook Tom Naegels, en ik geloof dat zelfs Peter Verhelst daar al in een eerder stadium mee instemde, zitten we nu misschien op een scharniermoment. Hoewel zelfs Sartre het al ruimschoots vóór ’68 over ‘de verschrikkelijke vrijheid’ had en iemand als Camus al begin jaren vijftig in zijn L’Homme révolté voor het ‘Griekse maatgevoel’ opteerde, is die vrijheid zelf sinds ’68 nog nooit zo op een grotere schaal serieus onderdeel van onze reflectie geweest als nu: als het beginpunt van ons zoeken naar waarheid in plaats van als het eindpunt van de ontmaskering ervan.
Aan een boventijdelijk project heeft denk ik niemand behoefte. Ik zou het in ieder geval niet met mijn scepsis kunnen rijmen. Misschien ligt de werkelijke uitdaging inderdaad wel in de aanvaarding van onze historiciteit, van onze halfheid (tegenover elke als zodanig geproclameerde heelheid), de onzuiverheid van het menszijn zelf die in ons tijdsgewricht zijn eigen, tijdelijke waarheden genereert — niet als eeuwige wetten, maar evenmin (als reactie op de onmogelijkheid van een dergelijk rigide absolutisme) als strikt individuele meningen en meninkjes. Het komt neer op het zoeken naar een ‘wij’ dat stand houdt zolang we nog ademen.
Marc,
De babyboomers hebben zich ‘niet of nauwelijks gebogen over de vraag uit naam van welke waarheid ze die van anderen aan de kaak stelden’, zeg je. Maar doet Tom Naegels dat wel als hij Claus en Wilders met elkaar vergelijkt? Ik vind dat geen ‘principiële vraag’, maar eerder één die van principes wegleidt, en waarvan de motivering, nl. een hedendaags ongemak, ook niet moeilijk te raden valt. Op die manier maakt zo’n discussie op mij een vrij zinloze indruk. Ideologieën worden naast elkaar gelegd, onder bijstelling weliswaar van respectievelijke historische omstandigheden, maar met uiteindelijk toch maar één doel voor ogen: na te gaan wie er, buiten alle ruimte en tijd om, *gelijk* had, wie voor zijn stommiteiten kan worden vergeven, en wie eeuwig mag branden. Je zegt dat er geen behoefte is aan een dergelijk boventijdelijk project, en dat kan uiteraard ook niet, omdat deze hele bovenbouw nu een keer met handen en voeten aan een onderbouw vast zit. Daar had ik liever wat over gehoord: die esthetische oordelen bijv. die je even noemt. Die lijken mij van groter belang dan alle pogingen legitimering te vinden voor een zekere verstoktheid. In dit soort debatten heeft tenslotte iedereen per definitie ongelijk…
LikeLike
Ik denk, beste Rutger, dat Tom de vraag stelde om een vanzelfsprekendheid aan de kaak te stellen. Er wordt van ‘ons’ uit inderdaad te gemakkelijk geapplaudisseerd bij uitspraken als die van Claus en te gemakkelijk gescholden bij die van Wilders. Ook ik heb die neiging, voor alle duidelijkheid. Naegels’ vraag was daarom juist wél principieel omdat ze ons terugvoerde naar de kern van de zaak: waar beginnen en eindigen onze waarheden? Het ging hem geenszins om het gelijk, maar eerder om de vanzelfsprekendheid van het gelijk van de mei ’68-ers (een abstractie natuurlijk) nu eens te ondermijnen. Opdat we terugkomen bij datgene waarvoor we staan op dit moment: noem het het ‘zelfontwerp’ van de existentialist. Je noemt dat al op voorhand ‘legitimering voor verstoktheid’ — maar daar blijkt voor mij toch vooral je eigen verstoktheid uit. Of zit ik nu mis?
LikeLike
Ja, Marc, maar is die constatering – dat er te gemakkelijk wordt geapplaudisseerd bij uitspraken als die van Claus en te gemakkelijk gescholden bij die van Wilders – niet zelf een poging om dat boventijdelijke standpunt te betrekken? Ik noem dat dus niet principieel, maar juist uitermate subjectief, aangezien die beweging zelf allerminst principieel is. Op basis waarvan immers kan Tom Naegels die manoeuvre uitvoeren: is hij soms zichzelf en zijn eigen historiciteit te boven gekomen?
Beter lijkt het me om van die historie ons onvervreemdbaar eigendom te maken, en de geschiedenis van anderen aan anderen te laten. Dit ‘boventijdelijk standpunt’ komt op mij over als een westers exportartikel, vergelijkbaar met de ‘universele’ verklaring van de rechten van de mens. Ik vind het allemaal nogal hovaardig, eerlijk gezegd!
LikeLike
Als Claus het heeft over de kerk dan heeft het hij toch over iets, of we willen of niet dat tot onze cultuur behoord en toch iets van “ons” is. Dan mag je daarop kakken, schelden en vult U zelf maar aan. Ik zou het bijna omschrijven als een familiekwestie. Als in een familie ruzie ontstaat moet een buitenstaander vooral niet proberen tussen te komen of de gehele familie zal zich tegen die persoon keren. Nu, Wilders heeft het hier over iets wat niet van “ons” is. Vandaar dat hij een hoop kritiek over zich heen krijgt. Let wel, ik vind wat wilders doet ook maar een goedkope reclamestunt voor zijn winkeltje. Maar goed, wie ben ik als niet lid van de familie?
Was getekend
LikeLike