Er zijn momenten waarop ik denk dat het gaat wennen: het heffen van dozen, het eindeloos indraaien van schroeven, het afzagen van planken, het opnieuw heffen van dozen, het verschuiven van meubilair, het verplaatsen van dozen, het schilderen van plafonds, het ophangen van lampen, en nog eens dozen en dozen. Het zou perspectieven openen: een carrière als huizenkoper en –verkoper met een permanent abonnement op verbouwingen. Het schijnt dat Claus zo rijk is geworden. ‘Of dacht u dat dat van zijn boekjes was?’ vroeg mij iemand. Ik dacht dat, ja. Als ik überhaupt al gedachten over Claus’ bankrekening had.
Maar niet alleen dommekracht hebben, maar ook talent voor verbouwingen… Ergens op een prachtlokatie een bouwval kopen en er handenwrijvend binnen gaan. En dan weer een andere, nog mooiere lokatie ontdekken, met alweer een wankele woonst… Maar voorlopig kan ik alleen maar vaststellen dat het mij zelfs was ontgaan dat de heren van de keuken de afvoer van de gootsteen hebben aangesloten vanuit de veronderstelling dat water omhoog stroomt. Dat doet het niet, zo blijkt. Het stroomt dus nu níét weg. Daar had ik aanvankelijk grote vragen bij. Vooral: ‘waarom stroomt het niet weg?’ Een blik onder de gootsteen maakte mij beslist niet wijzer. Bij het nog ontbreken van een klasse A energiezuinige en waterbesparende vaatwasser maakt dat het afwassen voorlopig tot een wat troebele aangelegenheid.
En de houten vloer ligt er nog niet. En zo goed als alles moet nog geschilderd. En er ontbreken nog een paar binnendeuren.
Intussen trekt het literaire seizoen zich weer op gang, zo zag ik vandaag in DM: de must-reads van het najaar, door Dirk Leyman meteen gepresenteerd als een soort sportevenement met lopend buffet: er zijn ‘koplopers’ en ‘achtervolgers’, er is ‘vers bloed’, er zijn ‘amuse-gueules’, en dan ineens nogal zakelijk is er nog een afdeling ‘essay & biografie’. Zo is dat. Ik snap nu dat iemand een tijdje terug zo zijn twijfels leek te hebben toen ik stelde dat de vraag of mijn boek ‘beter’ was dan dat van die-of-die me tijdens het schrijven totaal niet bezig hield. Zodra je de pipse neus buiten de deur steekt, blijkt er een wedstrijd gaande. En toch, zou ik nogmaals willen beweren, houdt zoiets me niet bezig bij het maken.
Maar goed, het maken is voorbij. De neus buiten de deur. En dus begint niet alleen het hoofdstuk dat niet, nooit in enig boek staat, ook al hoort het er altijd wel bij, maar gaat het blijkbaar tevens om neuslengtes, wat ik daar verder ook zelf van vind. Morgenavond is er in Brussel een eerste presentatie in groepsverband: een ‘Vers voor de pers’ (het voorzetsel valt me eigenlijk nu pas op; ik veronderstelde: ván de pers). Daar worden hapjes beloofd. En drankjes. Dus dat komt goed. Ik stel er namelijk altijd eer in om dat laatste hoofdstuk in ieder geval zo hedonistisch mogelijk te laten zijn.
Dat u voluit mag ‘genoten’ hebben van hapjes en drankjes én de rest, maar…
het prinsessenbed… is dat af?
😉
LikeLike