Of er vorige week donderdag in Passa Porta in Brussel sprake was van werkelijk een vers voor de pers blijft zeer de vraag. Laat ik het zo zeggen: de cameraploegen van VRT, VTM en RTL waren niet — ik herhaal: niet uitgerukt, noch was er iemand van de radio en ook de schrijvende pers was, geloof ik, afwezig — al ben ik van dat laatste niet helemaal zeker. Wij waren er wel, de gezegende meervoud van onszelf, en wij zagen onze beeltenissen en omslagen met grote regelmaat op een scherm achter een klein podiumpje voorbij komen. De thuisblijvers hadden natuurlijk weer eens ongelijk.
Aardig aan de interviewtjes die Harold Polis de auteurs afnam, was dat eigenlijk elk van die auteurs een strijd gevoerd leek te hebben om het literaire van hun werk literair te houden en tóch relevant in een niet strikt literaire context te laten zijn. In die zin, zou je kunnen zeggen, was de pers levensgroot aanwezig die avond. De waarde van literatuur lijkt momenteel onder andere bepaald te worden door de relevantie die ze eventueel in die niet-literaire, meer journalistieke context heeft: als nieuwswaardigheid. Dat de meeste auteurs tegelijkertijd van mening zijn dat literatuur nu juist meer vertegenwoordigt dan enkel dat, krijg je bijna niet meer gezegd. Wie de nadruk op het literaire van zijn werk legt, dreigt zichzelf buitenspel te zetten, terwijl de nadruk op de door de journalistiek gedefinieerde ‘relevantie’ van het werk vaak afbreuk doet aan juist datgene wat het boek zijn werkelijke waarde geeft in de ogen van de auteur zelf.
Soms denk ik wel eens dat het als het ware de tekst zelf is die in de weg zit. Als het gaat over film is de spagaat tussen die door de journalistiek gedefinieerde relevantie en de meer kunstzinnige waarde minder groot, lijkt het wel. Waarschijnlijk omdat stijl zich minder opdringt aan een kijker dan aan een lezer. Ik heb het dan niet over een geoefende kijker, die, stel ik me zo voor, onmiddellijk verbanden weet te leggen met andere regisseurs, stijlen, etc. nog voordat de begingeneriek ten einde is — maar over de gemiddelde kijker.
Ik kijk zelf nu al weken iedere avond naar een aflevering van Edgar Reitz’ Heimat-trilogie, en zelfs die zo traag en zo geraffineerd opgebouwde reeks van films, wist destijds een groot publiek aan te spreken — en wordt nog steeds bejubeld. Terwijl de pendant in de literatuur toch zoiets als Musils Mann ohne Eigenschaften moet zijn, een trilogie waarvan de meeste mensen zo’n 50 tot 60 bladzijden uit het eerste deel lezen om er daarna nooit meer naar terug te keren. Je kunt hier ook aan Proust denken natuurlijk — wiens Recherche ook iedereen zegt gelezen te hebben… Maar in Heimat struikelt men blijkbaar niet over die merkwaardige mengvorm van documentaire en speelfilm, over de traagheid, soms zelfs stroperigheid waarmee één en ander zich voltrekt, over het eigenzinnige, niet altijd te volgen gebruik van zwart-wit en kleur, en zelfs niet — in Die zweite Heimat (die ik nu aan het bekijken ben) — aan de voor vele oren toch op zijn minst wat onwennig klinkende modern-klassieke muziek die er zo prominent in aanwezig is, of aan de citaten uit het werk van Nietzsche, Wittgenstein en andere filosofische grootheden. Het sentiment trekt de kijker er sowieso doorheen, zo lijkt het, wat bijvoorbeeld in La Meglio Gioventù ook zo is, maar in die film vergoedt dat sentiment de zwakheid van de vorm (behalve aan het eind van de film misschien: de tenenkrommende scène waarin de dode broer weer opduikt; daar dreigde een toch boeiende film voor mij geheel in het water te vallen). In Heimat versterkt de vorm het sentiment. En wie werkelijk verstand van film heeft, geniet hier denk ik met volle teugen van.
(In de aflevering die ik vanavond zag, viel me ineens een kleine hommage op aan Joris Ivens. De episode speelt in 1964 en één van de hoofdpersonages — Clarissa Lichtblau — is in Parijs op een begraafplaats waar ze een bloem legt op een graf — dit graf:
Gezien het feit dat Die zweite Heimat in 1993 verscheen, lijkt het niet onwaarschijnlijk dat juist deze aflevering ergens in 1989, het sterfjaar van Ivens, werd opgenomen — wie weet werd deze scene geschoten op de dag dat zijn dood bekend werd. Een dergelijke ingeving hebben op het moment van filmen, is één ding; het vervolgens bij de montage achteraf handhaven, is nog weer iets anders. Dan wordt het een hommage die betekenisvol wil zijn, en het in het geval van Reitz ook is, denk ik.)
Punt is: het… ja het literaire van Heimat loopt je hier nergens werkelijk voor de voeten, terwijl een prominente literaire stijl dat in literatuur veel gemakkelijker wel doet. En dus hoe ‘literairder’ een boek is, hoe minder kans het maakt als relevant te worden aangemerkt door diegenen die — ondanks manmoedige pogingen het te ontkennen, ondanks, vinden we, uiterst gerechtvaardigde kritiek op de vaak belabberde, om niet te zeggen bedenkelijke vooronderstellingen die worden gehanteerd — door diegenen die de dienst uitmaken en die zelfs door niet op te dagen aanwezig waren in Passa Porta vorige week donderdag. Want dat we ons daar — auteurs onder elkaar, immers — nog trachtten te legitimeren tegenover wat bijna geen van ons in zijn hart werkelijk relevant acht, het zegt genoeg.