Dagen in Berlijn 26: Berlijn zonder mening.

Wachten op de liefste. Berlin Hauptbahnhof, Gleis 11, middernacht.

Een week ‘De Mening’ in DS Avond laat me altijd een beetje verweesd achter. De dag beginnen met het doorvlooien van een paar kranten, inclusief de hier in Berlijn bezorgde Frankfurter Rundschau, nog wat nieuwssites scannen, door Facebook scrollen, een link of wat volgen, en dan ten slotte uitkomen bij iets wat je de avond daarvoor eigenlijk al van plan was. ‘Vandaag dan maar eens over borsten,’ dacht ik vrijdag, en had daarbij het gevoel dat ik me na een stuk over de natuurherstelwet, over oorlogRutte en mannelijkheden alvast een beetje vrijaf gaf. 

Natuurlijk niet. Niets zo heikel als je als man uitspreken over iets wat vrouwen juist gedurende hele week volkomen terecht als hun eigen domein hebben geclaimd. Daaraan dan ook nog een mespuntje ironie toevoegen, en je vraagt om problemen, of toch op zijn minst misverstanden. Die ontstaan natuurlijk ook makkelijk omdat ik de titels van de stukken allemaal aan de redacteur van dienst overliet in het vertrouwen dat hij er wel iets van zou weten te maken wat mensen onmiddellijk zouden willen lezen – wat hij de hele week ook prachtig deed. En zo leek het stuk over de ontbloting van de vrouwenborst door de manier waarop het in de krant gepresenteerd werd, vooral te gaan over het feit dat bij alle stukken waarin vrouwen eerder die week voor topless zonnen pleitten, in de krant steeds een foto van een blote vrouwenrug te zien was — geen borsten, kortom. Terwijl het daar toch om begonnen was?

Voor mij was dat slechts een ironische opmerking aan het slot, en veeleer een bewijs voor een eerdere stelling: dat we er op het vlak van blote vrouwenborsten nog lang niet zijn. Ik ben helemaal voor de volstrekte zelfbeschikking van de vrouw — met de toevoeging dat vrouwen mijn instemming daarvoor uiteraard helemaal niet nodig hebben. Maar, zoals ik al schreef, wij mannen blijven wél kijken. En dat feit is de verklaring waarom de krant voor blote ruggen, niet voor blote borsten koos. Blote borsten in de krant veranderen die krant onmiddellijk in een derderangs tabloid. Iemand op Facebook begon me dat omstandig uit te leggen, blijkbaar in de veronderstelling verkerend dat mijn ironische opmerking een serieus puntje van kritiek op de krant was. Ironie – het wordt in onze almaar meer versplinterende samenleving een steeds moeilijker stijlfiguur. De noodzakelijke ‘gemeenschappelijke intelligentie’ (zoals ik het ooit omschreven heb gezien) ontbreekt, waardoor de humor van de omkering niet meer werkt. Men moet het eens zijn over gelijkberechtiging om (eventueel zelfs grove) grappen te maken over hoe ‘wij’ toch beter zijn dan ‘zij’.

Voor het probleem van de illustraties bij het pleidooi voor ontbloting van de vrouwenborst vond De Standaard zelf een grappige oplossing: deze afbeelding geeft het probleem eigenlijk perfect weer.

Het voordeel van een weekje De Mening, is dat je de week daarna geen zin hebt nog ergens iets van te vinden. Alles wordt mooi. Dat dezelfde dag van mijn laatste stuk ’s avonds laat, met maar twee uur vertraging, de liefste arriveerde op Berlin Hauptbahnhof, hielp daar natuurlijk ook bij.  

Maar twee uur… Wie met de trein reist, zeker wanneer men een route neemt waarop men een paar keer moet overstappen, weet tegenwoordig in Duitsland bijna zeker dat hij tijd verliest. ‘Aiai, die Bahn…’, antwoordden vrienden van hier me toen ik hen liet weten dat H. er nog niet was, want vertraging had opgelopen. Aiai die Bahn, inderdaad. Ik herinner me een terugreis uit Berlijn die strandde in Keulen. De laatste trein van Keulen naar Brussel was tien minuten eerder vertrokken, die uit Berlijn had ruim 45 minuten vertraging. Op weg naar Keulen zag ik mijn aanvankelijk ruime overstaptijd slinken tot er niets meer van over was. En daar stonden we dan: een man of vijftig samengedromd voor een glazen hokje waarin één ‘Beamter’ trachtte de zaken in goede banen te leiden. Die Bahn wist niet beter te verzinnen dan om iedereen in een taxi richting Brussel te zetten. Het waren de hoogdagen van de pandemie. Waar ik in de trein gerieflijk alleen in een stoel had gezeten met mijn mondkapje op, vond ik me nu opeengepropt tussen zeven andere gestrande reizigers terug in een langzaam aandampend taxibusje.

Maar even na half één ’s nachts was ze er. En ik was van alle meningen bevrijd. En we praatten een gat in de nacht.

Ik kreeg nog meer gelukkig nieuws. Omdat ik hier zoveel en zovaak ben, is het natuurlijk een diepe wens van me om één van mijn boeken in het Duits vertaald te krijgen. Al was het maar opdat mijn vrienden hier het zouden kunnen lezen (die nemen het zichzelf langzamerhand kwalijk dat ze intussen nog geen Nederlands hebben geleerd). Nu heb ik in het verleden al vaker op eigen kosten iets in het Duits laten vertalen — niet zozeer met het oog op een boekuitgave, maar bijvoorbeeld om een aanvraag te doen voor de Deutsche Akademische Austauschdienst (DAAD), die de mogelijk bood om een jaar lang (met het hele gezin, en dat was toen nog relevant; dochterlief zat in het derde middelbaar) in Berlijn te wonen en werken. Ik liet dat toen door twee verschillende vertaalsters doen. Eén daarvan was Birgit Erdmann. En toen ik eind 2019 twee maanden in de woning van Piet De Moor kon wonen terwijl hij elders was, nam ik weer contact met haar op en vroeg haar het eerste hoofdstuk van Zout te vertalen. We hebben daar toen veel en vaak over gepraat.

Die vertaling was wél met het oog op Duitse uitgevers. En omdat B. natuurlijk contacten met uitgevers heeft, vroeg ik haar om bij één van de uitgevers waarvoor zij vertaalt, een poging te wagen. Het was daarom dat ze me zei naar een avond te gaan over ‘Männlichkeiten’ in de boekhandel hier drie stappen verderop: Uslar & Rai. Het was een avond georganiseerd door de (nog jonge) uitgeverij waarvoor B. inmiddels o.a. Lisa Weeda vertaalde, de uitgeverij ook die Kork uitgaf, geschreven door Sophia Fritz en Martin Bechler, de laatste de frontman van mijn al sinds enige jaren favoriete Duitse band Fortuna Ehrenfeld: Kanon Verlag. Ook de door mij zeer gewaardeerde Bov Bjerg (Auerhaus, zijn fantastische Serpentinen) heeft iets met de oprichting van die uitgeverij te maken, en geeft er inmiddels ook uit.

Bij Uslar & Rai kon ik me misschien voorstellen aan een redactrice van Kanon, suggereerde B. Nu ben ik in dat soort dingen niet zo vlot, zodat ik al bijna opgelucht was dat de presentatie van het boek over mannelijkheid uitverkocht was. Maar ik kon er uiteindelijk toch nog bij in wat een ‘sauheiße’ boekhandel was, zo hoorde ik iemand van de boekhandel zelf zeggen. De ramen achter stonden open, maar de voordeur openzetten is op de Schönhauser Allee, ter hoogte van U-Bahnhof Eberswalder Straße, kruispunt van allerlei trams en bussen ook nog eens, geen goed idee. Horen en zien vergaat je, ook al omdat de U2 hier bovengronds komt en om de paar minuten met denderend geweld over een lang viaduct rijdt.

‘Männlichkeiten’ bij Uslar & Rai.

Na de voorstelling zocht ik naar de redactrice, die het programma gemodereerd had. Ze was nergens meer te bekennen. Ik dronk op het trottoir nog een glas wijn, zette het glas even op een vensterbank om mijn vingers in mijn oren te steken bij het passeren van een ambulance (het volume van de sirene is dermate hoog dat zelfs een stokdove grijsaard zonder hoorapparaat onwillekeurig een stapje opzij zou zetten), maar de redactrice bleef onvindbaar. Een paar dagen later kreeg ik van haar een in het Engels geschreven e-mail: of we niet eens konden afspreken. Kanon had Zout inmiddels opgevraagd bij Querido. Dat betekent natuurlijk niet dat er zeker een vertaling komt, maar de mogelijkheid is plotseling wel een beetje groter.

En zo blijft het zomer in een heet Berlijn: een groene oase die de hardheid van de stad toedekt, een stad waar men het zonder meningen meestal niet redt, omdat soms iedere straathoek om een beslissing vraagt, een standpunt. Maar soms lukt het: op het door heggen omzoomde grindterras van de Frannz Club in de Kulturbrauerei hier achter ons huis, bijvoorbeeld, waar mussen op je tafeltje komen zitten om de kruimels op te pikken — soms lukt het: helemaal niets vinden van wat dan ook maar, zelfs niet van de wijn die een dag later toch niet de beste geweest blijkt te zijn.

 

Een gedachte over “Dagen in Berlijn 26: Berlijn zonder mening.

Plaats een reactie