Ik en de zee, dat gaat nooit wat worden. Als mensen mij verbaasd vragen waarom niet, antwoord ik meestal met enkele regels uit het bekende gedicht van Van Ostaijen: ‘De sjimpansee is ziek van de zee. Er gaat zoveel water in de zee meent de sjimpansee’. De zee is het toppunt van onmatigheid, vind ik, met al dat water dat nergens een einde lijkt te vinden, zodat je je al de wereldkaart in herinnering moet brengen om de zekerheid te hebben dat al dat klotsen en schuimen toch ook ergens weer stopt.
Misschien is het een vorm van pleinvrees, zij het een vrees waarvan ik op pleinen verder geen last heb. Of het heeft simpelweg te maken met het feit dat ik een ‘zandhaas’ ben — van oorsprong een Nederlander, een mensensoort die zich grotendeels onder de zeespiegel gehuisvest heeft, maar geboren in het oosten van dat land, op zandgrond, met heuvels, die men er ‘bergen’ noemt (de Markelose Berg bijvoorbeeld, 40,1 meter hoog), in een deel van het land dat na de komende zeespiegelstijging nog gewoon blijft bestaan.
Maar behalve te veel water, te veel door niets onderbroken weidsheid, is het toch vooral het gegeven dat ‘de zee’ een melkkoe blijkt te zijn voor een nietsontziende maffia van speculanten, bouwondernemers en inhalige middenstanders die altijd maar weer in het journaal mogen klagen dat het te veel regent in de zomer (een ramp!), of juist te weinig (een ramp!). De Belgische kustlijn is een schandaal. Ze doet pijn aan de ogen: de ene betonklots na de andere, waardoor een wandeling langs het strand zoiets is als het bezoeken van een legbatterij vol kakelende kippen die allemaal op hun veel te duur betaalde balkons sereen zitten te wezen.
‘Onze drang naar de zee lijkt universeel’, schreef Tom Ysebaert vandaag in deze krant. Nou, deze sjimpansee doet daar niet aan mee. ‘Zeelucht is gezond’ wisten de oude Grieken al, en er mag van alles in de lucht hangen dat goed is voor lijf en leden, zoals onderzoek heeft aangetoond (DS 30 juni) — dat onderzoek hebben ze dan toch niet aan de Belgische kust gevoerd (of aan de Costa Brava, de Costa del Sol, of zelfs aan de Griekse stranden van Pappadoedeboellos). Het verblijf daar is niets dan stress. Honderdduizenden op een paar vierkante kilometer rul zand, lijf aan ingevet lijf, met het gejengel en gebonk van boomboxen en bluetooth-speakers op een volume dat vooral verachting voor alle anderen uitstraalt. De lange files ernaar toe. De parkeerstress. De lange files terug. Wat er werkelijk in de lucht hangt is braadvet, uitlaatgassen en oud zweet. De stank van geld en schaamteloze uitbuiting.
Misschien moet ik het niet afwentelen op de zee. Deze sjimpansee is ziek van het systeem dat zelfs de weidsheid van de zee inperkt tot de grootte van een kassabon. Over onmatigheid gesproken. In die zin is een snelle stijging van de zeespiegel, paradoxaal genoeg, misschien zelfs wenselijk.
(En de volgende dag ook in de papieren versie):