They don’t give a fuck, schreef ik een paar maanden geleden in de krant (zie hieronder), en ik had het toen over onder meer WPG, over concerndenkers die het over ‘het boekbedrijf’ hebben, maar nauwelijks weten wat dat is: een boek. Het is iets anders dan een onderbroek. Het definieert zichzelf per titel, al laten meerdere titels zich wel samenvoegen: je hebt kookboeken, je hebt literaire fictie, literaire non-fictie (al houd ik niet zo van de termen ‘fictie’ en ‘non-fictie’), er is de thriller, het knutselboek, de jeugd- en volwassenenliteratuur. Aan de vooravond van alweer een Antwerpse boekenbeurs, lijken dergelijke onderscheidingen futiel. Die boekenbeurs lijkt in velerlei opzichten de veruitwendiging van het concerndenken te zijn: er liggen daar boeken. Punt. Een kookboek verschilt er niet van een literaire roman — tenzij dan in de mate waarin het verkocht wordt.
Dat laatste maakte waarschijnlijk dat de Vlaamse steruitgever Andre Van Halewijck het gisteren in Terzake op Canvas (vanaf 17 min., 20 sec.) nodig vond om de auteurs die die dag uit de krant moesten vernemen dat De Bezige Bij Antwerpen werd opgedoekt, de B-status toe te kennen. De Bezige Bij Antwerpen, zo zei dit uitgeefwonder, speelde altijd al met een B-elftal. Dat de heer Van Halewijck zelf niets anders kan voorleggen dan de boekjes van volkskok Jeroen Meus, en dat zijn uitgeverij meteen op de fles gaat wanneer het volk de strapatsen van die jongen eindelijk beu zal zijn (dat moment komt onherroepelijk; wat in de mode is, raakt uit de mode (kijk naar Piet Huysentruyt)) maakt een dergelijke uitspraak des te kwalijker. Voor de goede orde, daarmee viseer ik noch Meus noch enige andere corryfee uit het blik BV’s dat ieder jaar op de Boekenbeurs boekjes ter signering aanbiedt. Ik viseer alleen de heer Van Halewijck, voor wie kwaliteit gelijk staat aan kwantiteit en die alleen al daarom het ‘boekenvak’ beter zou verruilen voor het verkopen van fopspenen.
Het ‘B-elftal’ intussen is in alle staten. Een mail van de heren Clement en Pröpper later op de dag moest de indruk wekken dat de krant het verkeerde bericht de wereld had ingestuurd. Dat was mij kort voor die mail ook al telefonisch meegedeeld door iemand van De Bezige Bij Amsterdam, want sommigen van het B-elftal werden gebeld. Ik was er na dat telefoontje meteen al niet gerust in. De nieuwe constructie waarvan sprake is, maakt van wat tot op heden een Vlaamse uitgeverij was toch vooral een dépendance van de Amsterdamse branche, ondanks de beloofde ‘topredacteur’ en de verzekering dat aan de Mechelsesteenweg (waar WPG huist) heus nog wel publiciteitsmedewerkers de boeken van de Vlaamse auteurs zullen promoten.
“Inhoudelijk zal hij samenwerken met het hele redactionele apparaat in Amsterdam, dat is een enorme verrijking die auteurs meer nog dan nu gesprekspartners biedt om hun talent in de hoogste mate te kunnen ontplooien”, zo staat er in de mail van Pröpper/Clement over die topredacteur. Tot nu toe was het zo dat de topuitgever die er zat — Harold Polis — niet zelden alle zeilen bij moest zetten om in Amsterdam verkocht te krijgen wat hij in Vlaanderen wilde uitgeven. We hebben het daar vroeger vaak genoeg over gehad. In de nu voorgestelde constructie zal dat nog moeilijker worden. De verrijking die De Bezige Bij Antwerpen bood, was nu juist dat er hier dingen werden uitgegeven waar geen Amsterdammer een poot naar had willen uitsteken — vaak omdat men daar geen enkele voeling had met wat ten zuiden van de Moerdijk leeft. Zonder er hier nu onmiddellijk weer een broederstrijd tussen Nederland en Vlaanderen van te willen maken, maar de Hollander staat niet echt bekend om zijn empathisch vermogen.
De vraag is ook wie die rol van ‘topredacteur’-onder-Hollandse-curatele op zich zal willen nemen. Het is op voorhand een ondankbare taak, omdat gehoorzaamheid aan de directieven uit Nederland nu al deel uit lijkt te maken van de jobomschrijving. Van wie op voorhand al zoveel volgzaamheid wordt geëist, kun je niet ook nog verwachten dat hij doet wat een echte topredacteur zou doen: risico’s nemen, verrassende keuzes maken, innovatief zijn. Hij zal al te vaak van een koude kermis thuiskomen als hij voor Nederlanders onbegrijpelijke keuzes maakt — zelfs al zou die topredacteur aanvankelijk enig krediet krijgen. De ‘verrijking’ waar Clement en Pröpper het over hebben, lijkt me gezien de door DBBA de afgelopen jaren gevoerde moeizame strijd om dat uit te geven wat ze wilde uitgeven dan ook eerder een verarming, een verdere verschraling te worden.
De grondtoon van dit alles is er natuurlijk één van wantrouwen. De managementspeak in de mail van Clement en Pröpper overtuigt hier geen enkele auteur, toch niet de auteurs die het woord nemen. We kennen dat riedeltje inmiddels maar al te goed. Of zoals Jeroen Theunissen het gisterenavond in Terzake zei: dit soort desastreuze maatregelen wordt gewoonlijk verkocht als een opportuniteit, als een nieuwe kans die voor het grijpen zou liggen. Maar het punt is dat voor veel auteurs van DBBA, DBBA zelf de opportuniteit was na jaren van toch stiefmoederlijke behandeling door uitgevers in Amsterdam. Dat kan toen, en is misschien ook nu, een kwestie van perceptie — ik twijfel niet aan de integriteit van de mensen die in Amsterdam aan de basis het werk doen — maar die perceptie komt wel ergens vandaan. Er valt niet uit te sluiten dat Vlamingen wat overgevoelig zijn geworden voor de paternalistische houding van de Nederlanders, maar wanneer je als Vlaamse auteur voortdurend wordt aangesproken op wat toch je basismateriaal is — de taal —, op wat wel of niet zou kunnen (‘raam’ wel, maar ‘venster’ niet (het voorbeeld komt uit een bijeenkomst die Vlaamse vertalers ooit hadden met Nederlandse uitgevers)), dan heb je ook wel enige reden om wantrouwig te zijn.
(Ik heb al eerder gezegd dat Vlamingen niet steeds de definitie van wat ‘Algemeen Nederlands’ heet aan uitsluitend de Nederlanders over moeten laten; ‘ge’ en ‘gij’ zijn geen ouderwetse vormen zolang ze in Vlaanderen deel uitmaken van het alledaagse taalgebruik, en dat geldt voor veel meer Vlaamse woorden en uitdrukkingen; het wordt tijd dat de Nederlanders hun beperkte vocabulaire eens uitbreiden en naast een ‘raam’ ook een ‘venster’ leren onderscheiden).
Maar de grote boosdoener in dit verhaal blijft het concerndenken. Men is in de hogere echelons van het uitgeefwezen bepaald gehaast om in ieder geval de in boekhoudkundige termen te weinig winstgevende literatuur voorgoed de nek om te draaien, en daarmee een van de fundamentele waarden van onze westerse cultuur de genadeklap te geven: die van het humanisme en de democratie. Regeringen die tegen dit soort bot, en wat mij betreft immoreel geweld tegengas hadden kunnen geven door in te zien dat het algemeen belang gebaat is bij nog andere deugden dan hebzucht, gedragen zich helaas ook als concerns. Het is al jaren geleden gezegd, het is sinds die tijd steeds afgedaan als een al te apocalyptische voorstelling van zaken, als pessimisme, want o, o, o, wat gaat het toch goed allemaal — maar we hebben het hier in ons vrije Westen eindelijk voor elkaar: zelfs zonder dictator aan het roer heerst er inmiddels een strenge censuur. Het B-elftal van DBBA zal het spoedig ondervinden.