Bloot (Boon nog eens)

 

so292_FenFem1ok

In een mail naar aanleiding van mijn verslag van Zogezegd in Gent schreef Gie Van den Berghe mij nog dat hij die avond misschien inderdaad wat meer op zijn tenen getrapt was dan voor het verloop van het gesprek handig was. Er was aan zijn verschijnen daar het nodige vooraf gegaan — niet in de laatste plaats het verzoek om vroeger op de avond deel te mogen nemen aan de estafette. Het was inderdaad wat merkwaardig dat G. niet aanzat bij bijvoorbeeld Piryns en Van den Broeck, want qua generatie behoort ook Gie eerder bij de mei ’68-ers zelf dan bijvoorbeeld ik, die daar wel tussen zat. Nu moest hij pas tegen tienen opdraven en was vermoeid geweest. En prikkelbaar. Bovendien was er vooraf blijkbaar nog het nodige gezegd over Boons Feminatheek, die elders in het gebouw foto voor foto aan den volke werd getoond, behalve één, of zelfs meerdere kistjes met foto’s van al te jonge meisjes. Niet helemaal onterecht had Gie vooraf gesteld dat er hier sprake was van hypocrisie: dat in Gent met een ogenschijnlijk weids gebaar getoond werd wat in Antwerpen niet mogelijk was, maar dat verzwegen werd dat er ook in Gent feitelijk sprake was van censuur. Er werd ons enkel getoond wat de wet ons toestond om te zien. Er bleven echter de kistjes die ‘aanstootgevend voor de goede zeden’ genoemd konden worden. En daarover kon of mocht tijdens die avond blijkbaar niet gediscussieerd worden.

b05407f7-d5ae-4059-bfeb-29821cab8ade

Die ‘goede zeden’ behoren natuurlijk onderwerp van discussie te zijn, en niet letter van de wet die men blindelings volgt. Ook in Borgloon zag een burgemeester zich genoodzaakt een deel van een tentoonstelling te censureren (op een wel heel ouderwetse manier: het afplakken van tepels en geslachtsdelen), omdat ‘iemand’ had geklaagd over het klaarblijkelijk zedeloze karakter ervan. De burgemeester in kwestie legde later op tv uit (in het programma Phara) dat hij het natuurlijk tot een rechtszaak had kunnen laten komen, maar dat hij voor de op dat moment meest eenvoudige oplossing had gekozen. En om aan te geven dat de gemeente Borgloon niet preuts was (en hijzelf nog wel het allerminst), werd in het kader van weer iets heel anders (‘het mooiste dorp van Vlaanderen’) een promotiefilmpje vertoont met de burgemeester van Borgloon én ‘mè blowt ein’ (om het min of meer fonetisch, maar waarschijnlijk toch verkeerd weer te geven):

Er zijn er die in reactie op de censuur in Borgloon en op die van Boons Feminatheek een andere discussie trachten op te starten: in hoeverre plaatjes als die van Boon, of Playboy-achtige foto’s zoals die in Borgloon, wel ‘kunst’ genoemd mogen worden. Rubens plakken we niet af, om het even kort samen te vatten, en niemand die in dartele cherubijntjes kinderporno ontwaart. Ik moet zeggen dat de plaatjes van Boon die ik in Gent zag me weinig meer leken te zijn dan een onschuldige hobby van een beroemde schrijver waarover men in zijn tijd misschien de wenkbrauwen heeft gefronst, maar die in… ‘onze’ (?) tijd toch eigenlijk geen voorwerp van discussie meer zouden moeten en mogen zijn. De vraag naar het artistieke gehalte van een en ander komt hier bij mij evenmin op als bij een willekeurige verzameling van sigarenbandjes.

Ik weet trouwens dat ik me vergis wanneer ik denk dat blote juffrouwen in onze tijd geen voorwerp van discussie meer zouden zijn. De tijd dat rond de Groningse Hoornseplas bijna geen studente te vinden was die niet, geheel bevrijd van bijna alles, topless zwom of lag te zonnen, om nog te zwijgen van het ‘schiereilandje’ vol nudisten dat ongeveer in het midden van dit recreatiepark lag (zodat je bij bepaalde friettenten tussen hopeloos gezwengel, schone welving en bedenkelijke verzakking stond te wachten op je frietje — overigens zonder dat iemand ook maar ergens een probleem mee leek te hebben, danwel zijn eetlust bedorven achtte) — die tijd is blijkbaar allang weer voorbij. Ik kan het natuurlijk bij de Hoornseplas niet checken (hoewel…), en ik heb de afgelopen jaren verder ook te weinig recreatieplassen bezocht om de omslag bewust meegemaakt te hebben, maar men zou toch voorzichtig van een nieuw soort preutsheid kunnen spreken. Alweer iets wat een verworvenheid leek destijds (een ‘bevrijding’ dan toch), maar bij nader inzien een modegril geweest kan zijn (en ook over de vraag of het werkelijk een verworvenheid wás, kan men dan vervolgens discussiëren: als modegril ging er ook een zekere dwang van uit: bloot als conformisme, kortom, als aanpassing aan de eisen van de markt, uiteindelijk, want is mode iets anders dan markt?).

28Manet“>
Kunst (Jeff Koons)

lpb2
Geen kunst (Feminatheek

Hoe dat ook zij, het lijkt me niet aangewezen om de discussie over ‘goede zeden’ af te buigen naar de vraag of het getoonde ‘kunst’ is of niet — alsof die zeden voor de kunst plotseling anders gedefinieerd zouden moeten of zelfs maar kunnen worden. In die zin wens je bijna dat de verontwaardigde burger uit Borgloon bij diverse musea een klacht indient wegens het vele bloot dat er te zien is. Het kunstargument blijft een zwakte in de redenering van degenen die zich opwerpen als verdedigers van de vrijheid. Het wekt op zijn minst de suggestie dat men buiten die artistieke context instemt met wetteksten over ‘goede zeden’ en de inbreuk daarop. Overigens is die context natuurlijk alles als het over de vraag naar kunst gaat. Als we het kunst noemen, is het dat.

Maar uitgaande van het gegeven van de Feminatheek zelf — kunst of geen kunst, in ieder geval de verzamelwoede van een groot auteur — zou het Anne Provoost gesierd hebben als ze de schijn van moed die het in het openbaar tonen van de prentjes na de weigering van Antwerpen kreeg, had omgezet in werkelijke moed door ook de verboden kistjes te laten openen en aan het (wellicht geschandaliseerde) publiek te tonen. Ik ken geen vager begrip dan ‘goede zeden’, en door wat er voor doorgaat, voel ik mij op mijn beurt soms wel eens geschoffeerd. Hoewel voor mij dus de hele schijnvertoning van die Feminatheek gerust achterwege had kunnen blijven — zelden iets zo gewoons gezien dat met zoveel poeha tot iets bijzonders werd opgeklopt. Ik blijf nu eenmaal iemand — de vergelijking is wat roestig, maar toch — die eerder geshockeerd is door geweld dan door erotiek en seks.

Wat me er aan doet denken: op ‘Uitgelezen’, vorige week dinsdag in Gent, bekende Freya Van den Bossche mijn boek gelezen te hebben tijdens discussies over de begroting in de Gentse gemeenteraad (of in de een of andere commissie, geloof ik). Waarop Anna Luyten, die zich te Gent materialiseerde en niet te Aalst (zie hier), meteen een passage uit Het grote uitstel begon voor te lezen, een van de passages die waarschijnlijk de jury destijds deed besluiten het woord ‘vunzig’ te gebruiken in haar rapport. Hoe, wilde Luyten weten, had Van den Bossche daar precies gezeten in die commissie? Met welk gezicht? En met welke consequenties voor de stadsbegroting, zo dacht ik er, toch wat bezorgd, achteraan.

Hierbij overigens een beeldverslag:

http://vooruit.be/swf/vooruitmedia.swf?media_id=3264&color=16711680&server=http://vooruit.be/