Themsche

Vandaag in de krant staat nog eens ten overvloede dat iedere burger het recht heeft op juridische bijstand (en onschuldig is totdat er een vonnis is geveld) — maar laten we er geen doekjes om winden: in de verslaggeving van het proces tegen Hans Van Themsche is het oordeel al ruimschoots geveld. Er wordt geen enkele poging gedaan de dader (hij heeft immers bekend) in ieder geval nog de ruimte te geven voor een, in zijn geval sowieso wankele verdediging van zijn daden. Het recht op spijt is hem in ieder geval ontnomen. Niet alleen hechten de nabestaanden van de slachtoffers geen geloof aan zijn publieke excuses, ook de verslaggever (in dit geval Sue Somers in DM) trekt openlijk in twijfel dat Van Themsche spijt zou kunnen hebben. Daarvoor, zo is de suggestie, acteert hij te slecht. Ik citeer:

Het prikje van de voorzitter was voldoende om Hans Van Themsche uit zijn evenwicht te halen. Gedurende zijn hele verhoor was hij zich bewust geweest van zijn antwoorden. Getimed, bedacht, rijk van taal. Maar de onverwachte wending die de voorzitter voor het einde van het verhoor bewaarde, had Van Themsche niet zien aankomen. Weg was het zelfvertrouwen waarmee hij anderhalf uur had gesproken. Weg de overtuiging waarmee hij zorgvuldig het beeld van de getormenteerde puber had opgehangen. Want eigenlijk is ook hij een slachtoffer, zo moest de jury begrijpen

Persoonlijk vind ik dat er binnen het Belgisch rechtssysteem geen straf bestaat die hoog genoeg is voor een figuur als Van Themsche, voor zover ik althans mijn eigen geloof volg. Eerdere uitspraken van de jongeman in kwestie hebben voor mij zonneklaar gemaakt dat het een racist van de ergste soort is, en dat zijn motieven ook alleen op die manier verklaard kunnen en zouden mogen worden. Dat betekent: ik wil niks anders horen dan wat ik zelf op voorhand heb vastgesteld dat het geval is. Ik zou dan ook niets dan het waarschijnlijk collectieve, primitieve wraakgevoel moeten koesteren dat ook uit de smalende, honende woorden van Somers spreekt — en misschien voel ik dat ook wel, sta ik met de andere middeleeuwse boeren op het plein en gooi rot fruit, gooi groenten en wie weet zelfs excrementen in de richting van de op de kar binnengereden duivelse onverlaat, die ik niet alleen publiekelijk onthoofd wil zien, maar vooraf ook nog flink geradbraakt, gevierendeeld en minstens twintig keer ten onder wil zien gaan.

Maar ik vind niet dat de krant er zo over mag schrijven, eigenlijk. Zoals ik het ook wat twijfelachtig vind dat men op de voorpagina een door de nabestaanden vrijgegeven foto van de kleine Luna en haar oppas Niangadou Oulematou publiceert. Bij het vrijgeven van die foto’s kan ik me van alles voorstellen, want het gierende onrecht, de nooit te dichten wonden, de tot in de eigen eeuwigheid volstrekt onaanvaardbare ongerechtigheid die hier is geschied, zoekt in zijn onmacht naar elke beschikbare mogelijkheid om er anderen deelgenoot van te maken — ook al lost het voor de nabestaanden persoonlijk nauwelijks iets op, brengt het hoogstens even verlichting. Maar de vraag blijft of een krant die zich zo met de slachtoffers identificeert haar eigen geloofwaardigheid niet te grabbel gooit — om over het altijd op de loer liggende commerciële effect van dergelijke foto’s maar te zwijgen. Waarmee ik niet per se bedoel dat men in een ook op de redactie van DM ongetwijfeld welig tierend, en, naar men zegt, in de huidige conjunctuur noodzakelijk cynisme met de publicatie van een dergelijke foto daadwerkelijk gemikt heeft op meerverkoop, maar dat er altijd anderen zijn die in dit geval erg gemakkelijk met precies dat verwijt op de proppen zouden kunnen komen: de ‘linkse’ pers die zich bedient van Bild-manieren.

Dat er elders in de krant kanttekeningen worden geplaatst bij de pogingen van de advocaten om op procedurele gronden het proces ongeldig te laten verklaren, is alweer te begrijpen, maar de haat tegen de advocaten die uit sommige van die commentaren spreekt, is onterecht en voor het voortbestaan van de rechtsstaat ook gevaarlijk. Het probleem blijft dat het recht uit naam van de rechtvaardigheid altijd het algemene boven het particuliere moet laten gelden — en dat dat in onderhavig geval, maar ook in heel veel andere, minder ernstige gevallen, zweemt naar… onrechtvaardigheid.