Persklaar

Gisterenavond bij vrienden nog eens mild zitten schelden op de persklaarmaker van Het grote uitstel vanwege het feit dat hij of zij in de oorspronkelijke tekst nogal wat zinnen had vereenvoudigd, waarschijnlijk vanuit de vooronderstelling dat ‘de’ lezer ze anders niet zou kunnen volgen, of gewoonweg omdat het vandaag de dag om de een of andere ándere reden niet meer mag (zoals twee keer ‘andere’ achter elkaar in een zin niet mag). Een zinsnede als: ‘het talrijk opgekomen, in de kleine ruimte samengeperste publiek’ wordt dan in handen van zo’n persklaarmaker steevast: het talrijk opgekomen publiek dat in de kleine ruimte was samengeperst. ‘Alsof de oorspronkelijke zin in de opeenhoping van woorden niet precies dat samengeperste tot uitdrukking brengt,’ opperde mijn gastheer meteen. Het moest mij niet verbazen — hij is classicus —, maar ik was toch aangenaam verrast. Natuurlijk ziet een classicus zoiets meteen, hoewel, zegt H. mij, er sinds de jaren negentig ook in de vertalingen uit het Grieks en Latijn de neiging is opgedoken om vooral niet de zinsconstructie van het origineel te volgen, maar een lekker behapbare Cicero voor te schotelen, of een makkelijk weg te slikken Homerus.

Natuurlijk heb ik in de roman bijna alles weer hersteld in zijn oorspronkelijke vorm — bijna, want geheel zinloos was de al te strenge en meermalen al te versimpelende lezing van de persklaarmaker natuurlijk niet. Later werd mij nog eens gevraagd: ‘daar en daar staat “verzwonden” — weet je dat wel zeker’? In dit geval hoefde ik er niet over na te denken: dat germanisme staat daar geheel op zijn plaats. Zoals ook een enkele meer bijbelse wending (Nederlands uit de statenvertaling) ‘met opzet’ is gebruikt. Ik gebruik aanhalingstekens omdat idealiter alles in een roman natuurlijk ‘met opzet’ is gedaan.

Al ontsnapt er dan tegelijkertijd het nodige. JT, al weer enige tijd terug uit Argentinië, presenteerde mij een lezing die me op een paar punten nogal verraste — in die zin dat ik niet denk over voldoende intelligentie te beschikken om het ooit zo bedoeld te kunnen hebben, maar wel over genoeg ijdelheid om het graag zo bedoeld te wíllen hebben, natuurlijk. Dat zijn de prettige verrassingen. Minder prettig waren de verrassingen die enkele mensen me bezorgden, die klaarblijkelijk al met het boek bezig zijn. In buitengewoon attente mails hadden ze het over drukfouten — maar het woord drukfout was in een enkel geval een heel welwillende manier om de dommigheden te benoemen die door vooral mijn eigen schuld zijn blijven staan (al kan ik die natuurlijk nu ook villein op het conto van de persklaarmaker schuiven…). Het boek is al in druk, dus mijn immer zonnige uitgever stelde dat die fouten dan ‘voor de tweede druk’ waren.

McINTYREIntussen vertaalde ik voor het komende nummer van yang een gedicht van naar het schijnt een van de slechtste dichters van de moderne westerse literatuurgeschiedenis: James McIntyre — ook wel de ‘cheese poet’ genoemd. Geen sinecure, moet ik zeggen. Vooral niet omdat natuurlijk te verwachten viel dat een kaasdichter veelvuldig rijmt op het woord ‘kaas’, en welk online-rijmwoordenboek ik er ook op nasloeg: erg veel mogelijkheden waren er niet. Daarbij was natuurlijk ook het metrum van belang, waardoor ’t soms ’t gewrochte niet g’heel ontloopt, om het zo maar te zeggen — maar ik voel me gedekt door het feit dat het hier officieel om een slechte dichter gaat. Op hetzelfde moment heb ik zitten studeren in het verzamelde dichtwerk van Bob van Daalen — middenstandspoëzie die aan zichzelf ontstijgt in juist de wijze waarop ze nooit ook maar in de buurt komt van wat echte poëzie wil lijken. Ook dit voor het komende yang-nummer.

Het contrast met Juli Zeh kon bijna niet groter zijn. elephant1Tijdens het lezen van haar Speeldrift vroeg ik me af of deze roman door de goegemeente nu ooit een ‘relevante roman’ is genoemd. Er zijn in commentaren wel pogingen gedaan het boek in verband te brengen met drama’s als die in Erfurt destijds, of met Columbine — maar Zeh zelf lijkt dat te hebben willen ondervangen door het drama in Erfurt zelf in het boek op te voeren, en er haar hoofdpersoon alleen over te laten opmerken dat ze verbaasd is dat de mensen niet dankbaarder waren bij het horen van wat er daar op het Gutenberg Gymnasium gebeurd is: dankbaar dat het niet veel vaker gebeurde. Het fysieke geweld waar Speeldrift op uitloopt is vergeleken bij die moordpartijen (nog het meest indrukwekkend in een kunstwerk gegoten door Gus Van Sant, vind ik — in Elephant) natuurlijk verwaarloosbaar, maar het boek gaat ook niet om het fysieke, maar om het morele geweld. Het staat in de traditie van Dostojewski’s Misdaad en straf, al schermt het zelf meer met Musils Mann ohne Eigenschaften, en komt ook Meursault uit Camus’ De vreemdeling nog langs. Maar met het boek van Dostojewski heeft het gemeen dat het tracht een gedachtenexperiment in de praktijk van de romanwerkelijkheid uit te werken. Het boek is bij wijlen té filosofisch geworden, al is het dan vaak weer zo goed geschreven dat je toch de neiging krijgt bepaalde, inmiddels overbekende waarheden te noteren en op bijvoorbeeld bruiloften en partijen als aforismen rond te strooien. Maar het boek heeft hier en daar iets stroefs in de poging vooral één bepaalde stelling te verduidelijken, ook al omdat het soms wat al te wijdlopig knap is allemaal. De personages komen niet helemaal los van het onderliggende essay waarvan ze de uitwerking zijn — zelfs Ada niet.

Maar wat een zinnen, vaak. Daar heeft een persklaarmaker vast een hele kluif aan gehad. En vervolgens Zeh om alles weer terug te veranderen in wat het moest zijn en moest blijven. Je voelt de juridische achtergrond van Zeh in haar eigen taalgebruik — niet zozeer omdat ze spreekt in ambtelijke wetteksten, maar omdat ze beseft dat rechtspreken een kwestie is van het opvullen van de leemte tussen de begane feiten en het vertelde verhaal daarover — en daar vloeien enkele mooie observaties uit voort. Waarheid en geloof worden aan elkaar gekoppeld — niet geloof in de zin van: geloof in God, maar geloof in de waarheid van de waarheid. Men wordt veroordeeld of vrijgesproken op grond van zinsconstructies en woordvolgordes (ik merk het ook zelf nu mijn kleine auto-ongeval inmiddels in de juridische sfeer is beland). Dat die persklaarmakers daar eens aan denken, in het vervolg.