Is ‘De moeder de vrouw’, het thema van het Boekenweekessay, seksistisch? Ik denk het niet, eigenlijk. Het masculiene marktdenken waarvan de CPNB een exponent is, lijkt me het werkelijke probleem. Vandaag in DS.
Relletje over seksisme? Mooi meegenomen.
De Nederlandse stichting voor boekpromotie heeft het gewaagd als thema voor de komende Boekenweek ‘De moeder de vrouw’ te kiezen. Alle schrijvende vrouwen in de boom. Twee mannen zullen de beide boekjes schrijven die de CPNB elk jaar gratis aan de lezers meent te moeten opdringen. Alle schrijvende vrouwen in de boom. Het thema is seksistisch. De keuze voor de schrijvers is seksistisch. Het officiële Boekenbal is seksistisch. Alles is seksistisch.
Nou…
‘De moeder de vrouw’ is de titel van een beroemd gedicht van Martinus Nijhoff (1894-1953). Niemand weet nog wie dat is, maar hij is één van de grote vooroorlogse dichters van Nederland (J.C. Bloem, Nijhoff, Marsman — dat rijtje). Misschien zelfs van het hele Nederlands taalgebied — al is hij qua toon wellicht wat te protestants voor de katholieke Vlaming. Het gedicht begint met de bekende regel: ‘Ik ging naar Bommel om de brug te zien’ en beschrijft hoe de dichter, liggend in het gras, ineens ‘midden uit de oneindigheid’ van het landschap om hem heen een stem ‘verneemt’. ‘Het was een vrouw. Het schip dat zij bevoer / kwam langzaam stroomaf door de brug gevaren. / Zij was alleen aan dek, zij stond bij ‘t roer, // en wat zij zong hoorde ik dat psalmen waren. / O, dacht ik, o, dat daar mijn moeder voer. / Prijs God, zong zij, Zijn hand zal u bewaren.’
Ik ga het gedicht hier niet interpreteren — er bestaan in de academische literatuur al vele interessante lezingen van dit gedicht. Maar seksisme lijkt me hier niet aan de orde. Die vrouw staat alleen aan dek, én aan het roer! Ze brengt in haar gestalte de verbinding tot stand die de dichter in dit gedicht zoekt, die hij al meende te zien in die nieuwe brug die in de jaren dertig bij Zaltbommel over de Waal was gebouwd, een brug die twee overzijden ‘die elkaar vroeger schenen te vermijden’ weer samenbrengt. Zij is niet ‘moeder de vrouw’, maar dé moeder, dé vrouw.
Jaren vijftig nostalgie?
Het ligt voor de hand dat de CPNB het zo bedoeld heeft. Het is alsof de woedende vrouwen een… lidwoord over het hoofd hebben gezien. Op zich is de CPNB nooit erg bezig geweest met literatuur. Je had ze er dus van kunnen verdenken dat zij met het thema refereerde aan mannen voor wie ‘moeder de vrouw’ degene is die hun onderbroeken koopt, wast en opvouwt, en precies om zes uur ‘s avonds het eten op tafel zet. In dat geval was er niet alleen sprake van seksisme, maar ook van ronduit potsierlijke jaren vijftig-nostalgie.
Ik verdenk de CPNB van veel, maar niet van jaren vijftig-nostalgie. Platte commercie, ja. Daarom kiezen ze die Murat Isik als schrijver voor het essay — winnaar van een grote commerciële prijs, immers. En nog allochtoon op de koop toe. Daar konden ze zich geen buil aan vallen. En Jan Siebelink voor het prozaboekje — bestsellerauteur boven de Grote Rivieren, en iemand die met ‘De moeder de vrouw’ in de nijhoffiaanse zin wel degelijk uit de voeten kan: meer gereformeerd gefrustreerd dan Siebelink is immers moeilijk te vinden in Nederland. Voilà. Dat gaat lekker veel volk trekken.
Komen daar ineens vrouwen zeuren over seksisme…
Eerlijk gezegd, het ís in dit geval ook écht een beetje gezeur. De dominantie van het mannelijk perspectief in de letteren kan moeilijk ontkend worden, maar heeft dat niet juist te maken met het gegeven dat literatuur volledig ondergeschikt wordt gemaakt aan het masculiene marktdenken waarvan het CPNB een exponent is? ‘De moeder de vrouw’ — met zijn literairhistorische referentie — is op zich helemaal niet seksistisch. Al zal het feit dat het zo geïnterpreteerd wordt CPNB misschien goed uitkomen. Het is een commerciële organisatie die een product in de markt wil zetten. Een beetje controverse is dan altijd mooi meegenomen. Ik heb het gevoel dat al die roepende vrouwen daar nu in meegaan.
Mannelijke blik
Ze keren zich niet tegen de idiotie van het Boekenbal, bijvoorbeeld. Nee, ze organiseren een eigen Boekenbal. Ze komen niet in het geweer tegen de praktijk van het Boekenweekgeschenk zelf, maar vinden dat een vrouw het boekje had moeten schrijven. Vroeger werd het geschenk geschreven door een onbekende auteur. Een jury koos uit inzendingen het beste manuscript (Hella Haasse is op die manier boven komen drijven). Je kunt die inzendingen anonimiseren, zodat de jury geen idee heeft wie ze bekroont: man, vrouw, alloch- of autochtoon, boer van buiten, hoofdstedelijk genie, een genderfluïde persoon. In een dergelijke constructie gaat het weer gewoon om kwaliteit, niet om bekende smoeltjes met of zonder pietje.
Misschien heeft Maartje Luif (DS 20.6) gelijk: het huidige letterenklimaat is weliswaar vergeven van de vrouwen, maar blijkbaar zijn al die vrouwen niet bestand tegen de ‘mannelijke blik’. Ik denk bij zoiets toch eerder: nou, boehoe zeg! Schrijf (over) literatuur vanuit je eigen perspectief, niet vanuit verongelijktheid. Of doe wat mijn uitgever (vrouw) doet, mijn redacteur (vrouw), degene die het collectief van uitgeverijen leidt waartoe mijn uitgeverij behoort (vrouw). Natuurlijk hebben die met seksisme te maken, maar ze gaan er vrolijk en met succes, en niet zelden keihard en slim tegenin. Hun belang lijkt ook niet te liggen bij het mannelijke of vrouwelijke — maar bij de literatuur, bij het scheppen van voorwaarden binnen de masculiene neo-liberale humbug om literatuur te blijven uitgeven, van mannen én vrouwen, welke beperkingen en aberraties elke auteur voor zich ook mag hebben.