Vandaag in De Standaard: ‘Belg. N’

20130524_natalia.jpg

Of een aantal collega-schrijvers me het stuk hieronder wel in dank gaan afnemen, valt te betwijfelen. Maar ik begrijp werkelijk niet waarom men zich druk maakt over de tussentaal van zangeres Natalia. Eenzelfde — als men wil — schabouwelijk Nederlands is dagelijks in diverse programma’s op de Nederlandse tv te horen. En heel erg vind ik dat niet. Dat het hier voor specifiek Vlamingen een gevoelige kwestie betreft, is natuurlijk evident. De vele positieve reacties die ik deze ochtend op Facebook al mocht ontvangen, maken duidelijk dat ik een snaar raak. 

Tegelijk zit ik hier op een hellend vlak. In tijden dat een populistische partij het zelfbewustzijn van de Vlaming vooral definieert als verkrampt Vlaams nationalisme, waarin wraakgevoelens jegens een ieder die de Vlaming slecht gezind zou zijn (en dat lijkt vaak de hele wereld te zijn) de overhand hebben, is wat ik hier bepleit makkelijk te misbruiken. Dat soort zelfbewustzijn bedoel ik niet, uiteraard. Het is maar dat het Nederlands in Vlaanderen de geheime voorraadkamer lijkt te zijn die van het Nederlands boven de Moerdijk wellicht nog een taal kan maken die niet voor de schoonheid van andere talen hoeft onder te doen — al was het maar omdat dat Nederlands hier veel meer van haar eigen geschiedenis heeft bewaard dan in Nederland zelf.

Gezien de reacties op dit stuk, kan ik me nog aan het nodige verwachten (kan ik nog het nodige verwachten) wanneer straks (25 maart) mijn nieuwe roman verschijnt: Het Belgisch huwelijk. Nu even afgezien van het verhaal van de roman zelf: die roman gaat op het niveau van de taal heel erg over juist al die verschillen tussen het Nederlands en het Vlaams, en over wat dat betekent voor de wijze waarop we de wereld zien. Maar het bevat ook een aantal, misschien onaangename observaties over het huidige Vlaanderen en het huidige Nederland, over nationalisme, ressentiment, arrogantie en geweld.

Ik meld het hier vast: 25 maart, in de balzaal van De Vooruit, wordt het boek gepresenteerd.

HBH_A+.jpg

Hieronder het stuk zoals het in De Standaard van vandaag stond.

screenshot_03.png

Wat is dat toch met die Vlaamse taalpuristen? Nu struikelen ze weer met z’n allen over Natalia tijdens de MIA’s. In de eerste plaats: waar is de tijd gebleven dat dergelijke puristen zich te goed voelden voor dergelijke banale programma’s en er niet naar keken? Dat scheelde heel wat gemor. En in de tweede plaats: Natalia is inclusief borstmaat, beenlengte, achtergevel, mondholte en uitspraak nu eenmaal een merk. Dat huur je in of dat huur je niet in. Stel je voor dat Jan Becaus de MIA’s gaat presenteren. Of Kathleen Cools. Zo’n programma verdraagt helemaal geen Algemeen Nederlands. En soortgelijke programma’s in Nederland ook niet. Of dacht u dat Algemeen Nederlands boven de Moerdijk wel door alle tv-presentatoren gesproken wordt?

 Daar is het minder erg, zo lijkt het. ‘Hun hebben beter gespeeld’, zegt de gemiddelde voetballer, en hij weet heus wel dat ‘hun’ verkeerd is; het moet ‘hullie’ zijn. ‘Knuffelmarokkaan’ Ali B — recentelijk nog te gast in Café Corsari — moet zijn eerste zin in het AN nog uitspreken. Marco Borsato kan er ook niet veel van, eerlijk gezegd. Sowieso hebben alle Amsterdammers een spraakgebrek. En een gehoorprobleem. Een Vlaamse toerist die zijn stinkende best doet er in het AN een Hollandse Nieuwe te bestellen, krijgt antwoord in het Engels en kan naar zijn haring fluiten. Een Groninger overleeft het binnen de Amsterdamse grachtengordel trouwens ook niet zonder ondertiteling.

Iemand moet me nu toch eens uitleggen waarom de zin Wa hebbie da baj je in Nederland niet tot een principiële discussie over ernstige taalverloedering leidt, en een zinnetje als Mijne vriend, gade gij mee hier onmiddellijk leidt tot de oprichting van een Actiegroep Nederlands onder leiding van een heuse emiritus hoogleraar (Stijn Verrept) en zelfs tot een petitie die door de grootste geesten van dit land prompt wordt ondertekend. De eerlijkheid gebiedt om te zeggen dat de actiegroep niet alléén uit Vlamingen bestaat; onder de twintig leden zijn er zowaar twee Nederlanders.

Het heeft natuurlijk met macht te maken. Je zou bijna wensen dat er naast AN ook zoiets als AV, Algemeen Vlaams, zou bestaan. Tot voor kort werd alles wat daaronder zou kunnen vallen in de Van Dale nog aangeduid met de toevoeging ‘Belg. N.’: Belgisch-Nederlands. Ik geloof dat Van Dale daar vanaf de volgende druk mee op wil houden. Maar daarmee zet je niet onmiddellijk recht wat scheef is gegroeid: dat er vele ‘Belgisch-Nederlandse’ woorden en uitdrukkingen zijn die boven de Moerdijk niet tot het AN worden gerekend. Geen wonder dat Tom Lanoye altijd zegt dat het Nederlands in zijn puur Nederlandse gedaante zo mager en schraal is. Vlaamse vertalers hebben al eens van Nederlandse uitgevers te horen gekregen dat ze het woord ‘venster’ niet meer mochten gebruiken in hun vertalingen; het moest ‘raam’ zijn. Maar een vernster is net even iets anders dan een raam. Je kijkt er heel anders door.

Het AN behoort blijkbaar aan de Hollanders, en er zijn helaas nog veel te veel Vlamingen die zich daarbij neerleggen en zelfs aan zelfkastijding beginnen te doen. In plaats van de breedte van onze taal te verdedigen, waarin een venster, een raam, en zelfs een vensterraam of glasraam het uitzicht op onze wereld zoveel groter maken. Ik bepleit hier dus niet dat de Vlaming het AN moet loslaten; hij moet het veeleer veroveren op de Hollander die er zijn alleenrecht laat gelden. Als we willen dat het Nederlands voor Nederland én Vlaanderen als standaardtaal behouden blijft, dan wordt het tijd dat men ook boven de Moerdijk eens de handen uit de mouwen steekt en leert luisteren naar hoe (wel degelijk ook) hun eigen taal hier klinkt. Voor de duidelijkheid: ik heb het dan niet over de talloze dialecten; ik heb het over ‘Belg. N.’, dat gewoon Nederlands is.

Of Natalia’s Nederlands uit de Kempen dan wél aan de veroordeling ontsnapt die het nu ten deel viel, is van ondergeschikt belang. Zonder die kempische tongval zou ze een deel van de charme kwijt zijn die ze nodig heeft om haar andere gebreken te maskeren. Zoals het eten van Jeroen Meus zonder de saus van zijn sappige taaltje inderdaad gewoon dagelijkse, nogal saaie kost wordt. En zolang beiden het journaal niet presenteren, is er wat mij betreft geen reden voor de loeiende verontwaardiging van sommigen over hun zo verderfelijke tussentaal.

In: De Standaard, 12 februari 2014

2 gedachten over “Vandaag in De Standaard: ‘Belg. N’

  1. Het begint al goed hierboven : “Uw” naam wordt gevolgd door “Je” email. Ik neem aan dat hier geen opzet in het spel is, maar het kan wel tellen als voorbeeld van verwrongen Nederlands. Goed zo !
    Nu terzake, beste Marc. Ik zou willen pleiten voor enige berusting. Deze N-Z spanning over taalgebruik is namelijk niet uniek voor het Nederlandse taalgebied. Ze bestaat net zo in Frankrijk en in Duitsland. Ook daar geldt voor de zuiderlingen : wij verstaan (Zndl.) hen maar zij begrijpen ons niet en zij verwachten dat wij onze hersens (Zdnl.) in een onmogelijke kronkel wringen om hun overdonderende welbespraaktheid te pareren.
    Soit,zo is het leven ! Het komt er gewoon op neer dat het taalgebruik van de economisch sterkere op langere termijn gaat primeren.
    Q.e.d.

    Like

  2. Beste Justino,
    Ik geloof niet dat ik werkelijk verontrust ben door de verschillen die er bestaan tussen de wijze waarop het Nederlands in Vlaanderen wordt gesproken, en de wijze waarop dat in Nederland gebeurt. Binnen Nederland zelf zijn er Oost-West-spanningen, om het zo maar te noemen. Het land kenmerkt zich al heel lang door een fixatie op het eigen navelpluis, waardoor alles wat buiten de Randstad (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, misschien ook nog Utrecht) valt eigenlijk van geen enkel belang is. Geen wonder dat men in Groningen, waar de werkelijke rijkdom van Nederland bij Slochteren uit de grond komt, al eens heeft gedreigd om zich van de rest van Nederland af te scheuren. Het geld van de gasbel is steeds in het westen van Nederland geïnvesteerd terwijl in Groningen armoe en verpaupering schering en inslag waren. De Nederlandse literatuur schijnt zich af te spelen in een paar straten in Amsterdam. De media komen ook al nauwelijks verder dan dat.
    Dat onderschrijft uw stelling: dat de economisch (en daarmee vaak ook meteen: cultureel) sterkste regio het voortouw neemt bij zowat alle definities in een bepaalde samenleving. Maar tussen Nederland en Vlaanderen is er nog wat anders aan de hand. Niet alleen gaat het hier om twee totaal andere landen; het gaat ook om twee verschillende culturen. Eén van die verschillen ligt in het feit dat een Vlaming leidt aan een ingewikkeld minderwaardigheidscomplex dat, zeker vandaag de dag, niet langer is terug te voeren op economische verschillen. De Vlaming heeft de neiging om de Nederlander de norm te laten bepalen, om hem vervolgens die norm kwalijk te nemen. Het zelfbewustzijn van de Vlaming lijkt alleen in zijn huidige verkrampte vorm te kunnen bestaan: als reactie op het onrecht hen aangedaan door diegenen die zich boven hen hebben gesteld (die de Vlaming zelf boven zich heeft gesteld).
    Daar moet men eens vanaf. Wat in Van Dale ‘Belg. N.’ heet, behoort gewoon tot het Nederlands. Tant pis voor de Hollander die bepaalde woorden en uitdrukkingen niet begrijpt. Hij kent zijn eigen taal niet. Ik bepleit dus eigenlijk een gezond (en niet een gecrispeerd) zelfbewustzijn. Alleen dan zal niemand struikelen over ‘tussentaal’, zoals in Nederland niemand struikelt over de ‘tussentaal’ die daar dagelijks op zowat alle zenders te horen valt.

    Like

Reacties zijn gesloten.