Foto’s; een Diploma A van de Vereeniging van Leeraren in Stenografie en Machineschrijven, afdeeling Machineschrijven, snelheid 140 aanslagen per minuut, behaald op 31 januari 1946; een bonkaart uit 1944; een tweetal foto’s uit de tijd dat het leraarschap nog respectabel genoeg was voor staatsieportretten van het personeel (met sigaret); een rapport van de muziekschool van mijn zus; bouwtekeningen van de ‘Middenstandswoning’ die mijn ouders in 1961 betrokken aan de rand van Goor, met toen nog direct achter een later afgebroken stationsgebouw de velden; nog meer foto’s met deels onbekende gezichten zonder naam die desalniettemin een vage gelijkenis vertonen met foto’s met gezichten waarop ik nog wel een naam kan plakken…
Een persoonsbewijs van de grootvader van mijn vaders kant, van de grootmoeder van mijn moeders kant, alsmede een pasje van N.B.S. Afdeeling Bewakingstroepen met de tekst: ‘Verzoeke aan: H. Van Schooten-Gierman P.B. No. B96/3201 de IJsselbrug te laten passeeren. Geldig alle dagen’, ondertekend door de commandant van de N.B.S. Bewakingstroep Zutphen, J. Sierink (als ik de handtekening correct lees) — een pasje dat mijn oma, die als dienster werkte, het recht gaf elke dag de IJsselbrug bij Zutphen over te steken als zij vanuit Brummen naar haar werk ging. Een kaart uit Leeuwarden, waar mijn grootvader van moederszijde gedurende de Eerste Wereldoorlog gelegerd was (gemobiliseerd) — een bewijs dat toentertijd al ter gelegenheid van nieuwjaar foto’s werden verstuurd bij wijze van ansichtkaart. Als ik het goed zie is hij degene die zo frivool zijn veldfles heft. En ik heb het sterke vermoeden dat de man helemaal links de vader van mijn vader is: mijn ene en mijn andere grootvader kenden elkaar al lang voor de geboorte van mijn ouders en waren samen op dezelfde plek onder de wapens geroepen (maar vochten niet, uiteraard).
Uit de pakweg tien verhuisdozen die we de afgelopen maand uit het appartement van mijn moeder hebben meegenomen, komt de ene herinnering na de andere. En vooral ook: de herinneringen van degene die ik me herinner, zonder dat ik zelf herinneringen heb aan veel van wat ik zie. Het verlangen dit alles op de juiste manier een plek te geven, ook al tast ik bij veel in het duister en is er niet werkelijk iemand meer aan wie ik kan vragen hoe of het zat. De merkwaardige haast zelfs die ik heb om dit alles ordelijk op te bergen zonder dat het verdwijnt in dozen op zolder, dozen die je pas bij een eventuele volgende verhuizing terugvindt om dan voor hetzelfde probleem te staan: wat moet ik hier allemaal mee? Weggooien gaat niet. Bewaren is in zekere zin zinloos. Het zijn delen van een verhaal dat ik niet ken. Een verhaal dat ik zelf zal moeten maken misschien, maar niet nu, niet nu.
De voortdurende herinneringsarbeid waartoe het opruimen me dwingt, is op dit moment een aanslag op de eigen gemoedsrust. Ze verhindert dat de tijd zijn rechten herneemt. En hoewel ook de rouw zijn rechten heeft is er inmiddels een soort terugverlangen naar het heden: dat ik nu weer mag beginnen met waar ik mee bezig was. Zodat ik mezelf nu toch oude briefkaarten, half-vergane fotoboeken, officiële documenten die elke betekenis in deze tijd verloren hebben in dozen zie stoppen met aan mijzelf de vage belofte dat ik niet zal wachten tot een volgende verhuizing om hier wat orde in aan te brengen.
Parallel daarmee word ik steeds ongeduldiger ten aanzien van Nederlandse firma’s en instanties die mijn overleden moeder maar niet uit hun systemen lijken te kunnen krijgen, geld eisen wanneer dat niet terecht is, telefonisch onbereikbaar zijn en anderzins niet te contacteren, en die als ze mij als erfgenaam geld schuldig zijn bijvoorbeeld doodleuk beweren dat de ‘structuur van Belgische bankrekeningnummers’ het hen onmogelijk maakt om dat geld aan mij over te maken; hun ‘systeem’ kan dat niet aan. Of ik niet in Nederland een rekening kan openen. Het gaat in dit geval om een afrekening van gas en licht, zodat nog niet helemaal duidelijk is wie er wie iets is verschuldigd. Ik heb al laten weten dat in dat geval míjn ‘systeem’ eventuele betaling aan hun Nederlandse rekeningnummer ook volstrekt onmogelijk maakt. Al heb ik wel nog uitgelegd aan de dienstdoende mevrouw dat die ‘Belgische structuur’ van mijn rekeningnummer eigenlijk een internationale ‘structuur’, want een IBAN-nummer is, een ‘structuur’ die in België en de meeste omringende landen ook al ingeburgerd is voor binnenlands betalingsverkeer. En verder dat het me niet zo héél erg ingewikkeld lijkt als ‘het systeem’ het niet aan kan: men neme een internationaal overschrijvingsformulier en vult dat, desnoods met de hand, in. Men reageert gechoqueerd op een dergelijk onbetamelijk voorstel.
Ook al dit vruchteloze gedoe — een combinatie van voorgeschreven beleefdheid (men condoleert mij zonder uitzondering netjes en wenst mij veel sterkte toe) en onbeschofte domheid — houdt me vast in iets wat ik zou willen kunnen afronden, zodat ik eindelijk een begin kan maken met wennen aan wat voortaan het geval is: het heden zoals het is.