Niet nu

150346774.jpg.h380.jpgTony Nicklinson, zo heet het meest recente slachtoffer van law & order — in Groot-Brittannië dit keer. Zeven jaar geleden werd hij getroffen door een beroerte en sindsdien is hij volledig verlamd en alleen in staat om via een computer te communiceren door met zijn ogen te knipperen of zijn hoofd te bewegen. De man wil dood. Hij mag niet. ‘Uw verhaal is ontroerend’, zo zei de rechter, ‘maar vrijwillige euthanasie is en blijft moord’. Hij mag wel zichzelf uithongeren, zo zei de rechter nog. Nicklinson was ontroostbaar. Je zou voor minder een moord plegen.

Het blijft merkwaardig dat je als mens het recht niet hebt om te beschikken over je eigen leven. Dat je althans de mogelijkheden worden onthouden om op een humane manier van het leven afscheid te nemen. Al lang geleden bepleitte Jean Améry, die in 1978 zijn leven beëindigde, voor de erkenning van het ‘Prinzip Nihil’ naast het door iedereen erkende ‘Prinzip Hoffnung’. Het nee van de suïcidant — Améry weigerde principieel het over zelfmoord te hebben — is de laatste bevestiging van zijn individualiteit, van zijn menselijkheid daarmee ook. Dat religieuzen het daarmee niet eens zijn omdat ze van meet af aan de mening zijn toegedaan dat je leven niet jezelf toebehoort, en dat je dus eventueel gruwelijk moet lijden voor de abstractie die god heet — het ligt voor de hand. Dat er bij het maken van een juridische constructie die euthanasie wél mogelijk maakt allerlei voetangels en klemmen zijn evenzeer. Er is maar één domme Amerikaan nodig (Republikeins presidentskandidaat Rick Santorum, die beweerde dat in Nederland bejaarden onvrijwillig worden geëuthanaseerd) om ons eraan te herinneren dat er voor het opstellen van euthanasiewetgeving een minimum aan intelligentie is vereist. Er is een hellend vlak, zeker in een tijd waarin nut en rendement zo hoog op de agenda staan en een steeds ouder wordende bevolking steeds meer geld kost. Euthanasie moet geen synoniem worden van sanering. Dat dreigt nu meer dan ooit, geregeerd als we worden door lieden die voor het eerst in de geschiedenis van de menselijke beschaving de ongeremde hebzucht tot deugd hebben verheven (in plaats van die te beschouwen als iets wat onder de duim gehouden dient te worden).

Maar het punt is dat het bij een concreet geval van euthanasie niet in de eerste plaats om abstracte morele overwegingen gaat. Het gaat om een mens van vlees en bloed. Het gaat om het onvoorstelbare van er niet meer te zijn. En rationeel gesproken mag er in bepaalde situaties totaal geen hoop meer zijn dat iemand nog geneest van bijvoorbeeld een verschrikkelijke ziekte, hij of zij zal in de meeste gevallen blijven zoeken naar de sluip- en vluchtwegen die hem of haar nog enig uitstel bieden. Omdat er dan toch nog voldoende blijft om voor te leven, nu, op dit moment. Het is nog te vroeg. Nu.

‘tot het laatst wil het ik in de zon’, schreef een dichter ooit. De arts weifelt. Hij worstelt met bepaalde concepten in het zicht van zijn patiënte. ‘Zinvol medisch handelen’. Ik zie het hem denken. Hij ziet dat ik het zie en herneemt zich. Dat bestraling wellicht mogelijk is, hoe lokaal het effect daarvan eventueel dan ook zou zijn, en dat er nog andere mogelijkheden zijn om de voedselvoorziening weer te herstellen. Want u moet voedsel krijgen, anders komt u te overlijden. Maar, waarschuwt hij, dat biedt geen oplossing voor de rest.

Die rest zal u doden. Dat laatste zegt hij niet. Hij kijkt mij aan. Ik knik. En mijn oude moeder pakt even mijn hand. Ze heeft juist drie slokjes water gedronken en voor het eerst sinds twee dagen blijft dat binnen. Ze heeft goede hoop. Ze is met die rest niet bezig. Die rest doet niet ter zake, nu, op dit moment. Dat had ze al besloten. Ze weigert de chemotherapie die alleen nog ingezet zou kunnen worden, ook al omdat de kansen op resultaat nihil zijn, zo bevestigt de arts nog eens. Gereanimeerd wil ze niet worden. En er zijn verklaringen getekend die voorzien in een zachte dood.

Want ze gaat dood.  Maar niet nu. Nog niet. ‘Ik heb hém nog,’ zegt ze tegen de arts, en legt opnieuw haar hand op mijn arm. Het is alsof ze zegt dat ze nog voor mij moet zorgen. En voor haar schoondochter. Voor haar kleinkind, dat op de gang een tekening aan het maken is van een matroesjka.

Overgenomen in De Standaard van 20 augustus 2012.

screenshot_242