Als je iets over feminisme schrijft, kun je wat verwachten. Op het forum op de website van De Standaard zelf vielen de reacties op mijn stuk me nog mee. Maar op Facebook werd meteen de toon gezet door Vrouwenraad Vzw: bij de link naar het stuk stond: ‘SLUTWALKS: verwarrende boodschap, zegt een man’. Nou, dan weet je het wel. Een man. Daar hoeft men niets van te verwachten. En in de reacties daar was er een aantal vrouwen inderdaad nogal aangebrand. Iemand wilde ‘recht van antwoord’ zelfs, iets waarop men alleen recht heeft wanneer men met naam en toenaam onheus wordt bejegend. Uit een aantal reacties bleek me vooral dat vrouwen al even slecht lezen als mannen wanneer ze het waas voor de ogen krijgen.
In de weekendkrant schreef Tom Naegels zijn wekelijkse column ook over de Slut Walks en over mijn opiniestuk. En vandaag stond er in De Standaard een open brief aan mij van Celia Ledoux (hier, of in ongeredigeerde vorm op haar weblog). Het zou een eindeloos heen en weer worden als ik daarop opnieuw in de vorm van een opiniebijdrage zou antwoorden, maar haar brief bevat toch een aantal onjuistheden en aannames die ik wilde rechtzetten. Ik heb getracht dat op haar weblog zelf te doen, maar die staat alleen in lengte beperkte reacties toe. Vandaar dat ik mijn antwoord op haar brief dan hier maar publiceer, met op haar weblog een verwijzing.
Beste Celia Ledoux,
Omdat de krant een medium voor nieuwsvoorziening is, hebben de Slut Walks inmiddels voor de krant hun grootste aantrekkingskracht verloren: er was de berichtgeving vorige week, er was mijn opiniestuk, er was zaterdag nog een column van Tom Naegels die mij bijviel en de kwestie nog wat uitbreidde, en vandaag is er uw stuk. Voor de krant is het daarmee wel afgelopen, voorlopig toch. En dat kan ik billijken.
Toch wil ik u nog antwoorden, en dat doe ik dan hier. Dat heeft het voordeel dat ik me qua aantal woorden niet echt hoef in te houden.
Laat ik eerst een paar misverstanden uit de weg ruimen. Over de intentie van de Slut Walks kan ook wat mij betreft geen misverstand bestaan: geen vrouw vraagt erom aangerand of, erger, verkracht te worden, zoals ook geen homoseksueel erom vraagt in elkaar geslagen te worden. En ook een schrijver als ik vindt dat hij het recht heeft voor zijn mening uit te komen zonder gemolesteerd te worden — het zal u misschien verbazen, maar zo evident is dat laatste niet (de laatste tijd zelfs steeds minder). De boodschap van mijn opiniestukje was dus nadrukkelijk niet een herhaling van uitspraken van die hansworst uit Canada, laat staan een vergoelijking van een stelletje klootzakken dat zich ten onrechte ook in mijn naam voor man uitgeeft. Niemand vraagt ooit zelf om in zijn lichamelijke integriteit aangetast te worden.
Dat is één.
Dan: u meent dat ik in de jaren zeventig ‘een zeker trauma’ heb opgelopen. Dat valt erg mee. De passage in mijn stuk was — het stond er ook met zoveel woorden — lichtelijk overdreven en bovendien niet zonder ironie geschreven. Maar het jaartal is toch niet onbelangrijk: ik werd in die jaren volwassen en dat betekende dat voor mij de gelijkberechtiging van mannen en vrouwen een vanzelfsprekendheid was en sinds die tijd ook altijd is geweest. Zoals ook homoseksualiteit voor mij nooit dat ‘tegennatuurlijke’ heeft gehad dat diverse religies en gemeenschappen er vandaag de dag nog steeds in menen te moeten zien. We leefden toentertijd in ‘linkse’ tijden. Onze vooruitstrevendheid, onze kritische zin jegens overleefde waarheden, jegens ‘het systeem’ zelfs (voor minder deden we het niet) — het sprak allemaal wel vanzelf. En dus ook de gelijkberechtiging van man en vrouw. We spraken zelfs over ‘gelijkheid’ van man en vrouw.
Dat die gelijkberechtiging in de alledaagse maatschappelijk praktijk nog steeds geen vanzelfsprekendheid is, vind ik (vermoedelijk juist vanwege mijn leeftijd en achtergrond) telkens weer shockerend. Geen gelijk loon bij gelijke arbeid, weinig mogelijkheden om in leidinggevende posities terecht te komen — maar vooral: geen positieve evolutie in de richting van een arbeidsmoraal die het mogelijk maakt dát vrouwen op de werkvloer de gelijke van de man kunnen zijn. De emancipatie van de vrouw kan niet slagen als de man niet mee-emancipeert. Het is een bonmot van de schrijver Pol Hoste: dat hij erg voor feminisme is, ‘vooral voor mannen’.
Of ik ‘van nature’ het respect voor de lichamelijk integriteit van vrouwen zou hebben, valt moeilijk te zeggen. De evolutionaire psychologie die zo populair is bij hele volksstammen pepert mij immers in dat ik als man ‘een jager’ ben die zijn zaad in zoveel mogelijk akkers wil planten en dat men het mij dientengevolge onmogelijk kan kwalijk nemen als ik respectloos zou omgaan met wat we dan zeker ‘vrouwenvlees’ moeten noemen. Maar laten we zeggen dat voor mijn meer door de cultuur bepaalde deel sinds die zo ‘progessieve’ jaren zeventig geldt dat die integriteit heilig is en moet zijn (ik heb trouwens nooit iets opgehad met die zich als wetenschap afficherende onzin van de evolutionaire psychologie en zie dat zowel mannen als vrouwen haar gebruiken om de eigen verantwoordelijkheid te ontlopen).
Dat is twee.
Dan nog een derde, hiermee samenhangend misverstand dat ik graag wil ophelderen. Juist het van jongsaf aan vertrouwd zijn met het gegeven dat vrouwen de dingen anders zien dan mannen, heeft gemaakt dat ik ook altijd begrepen heb dat er tussen de mannelijke en vrouwelijke seksualiteit een verschil bestaat. U verslikt zich opnieuw in mijn ironie wanneer u veronderstelt dat ik als man graag met bijvoorbeeld mijn bilspleet te koop wil lopen. Ik schreef alleen maar dat ALS vrouwen ons — ons mannen — op dezelfde manier als seksuele wezens zouden zien als wij de vrouwen zien, mannen allang de dan natuurlijk mannelijke variant van verleidelijke kledij zouden dragen. Maar dat die mannen dan ook wat minder puriteins zouden reageren wanneer ze daar op werden aangesproken. Het woordje ALS is hier wel van enig belang, toch. In ieder geval maakt de voorstelling van de onsmakelijke bouwvakkersspleet als summum van aantrekkelijkheid voor vrouwen geen deel uit van mijn (dan inderdaad) ‘ontspoorde seksuele Utopia’. Wel integendeel. Ik ben zelfs erg voor vestimentaire voorschriften voor mannen: geen korte broeken, géén sandalen en over het affront van de naakte man met alléén zijn sokken nog aan zullen we het maar helemaal niet hebben. Mij lijkt het dat daar enkele fundamentele mensenrechten geschonden worden.
U geeft in uw stuk een ander recept: mannen zijn het meest sexy ‘wanneer ze zelfvertrouwen uitstralen in een frisgewassen, verzorgd, niet-exhibitionistisch uiterlijk’ en ‘als ze met aandacht en niet al te demonstratieve sensualiteit weten te veroveren’. Natuurlijk is ook dat een te strak plaatje zegt u, net als mijn schets van de aantrekkingskracht van het decolleté.
Nou…
Het punt is dat wat u hier als aantrekkelijk voor vrouwen schetst voor de gemiddelde man meteen heel erg ingewikkeld en duister klinkt. Zelfvertrouwen — ja, maar daar speelt een vrouw nu juist vaak een niet geringe rol in. Persoonlijke hygiëne is behapbaar, lijkt me. Maar bij ‘verzorgd’ ben ik alweer bezorgd. Waar moet ik te rade om te weten wat de vrouw van vandaag de dag ‘verzorgd’ noemt. Dat is niet per se geschoren. Gepoetste tanden wel, denk ik. Maar welke kleding gaat daarvoor door? U weet toch dat het vaak de vrouwen zijn die de mannen aankleden? Dat de gemiddelde man zelfs in een ouderwetse ‘herenmodezaak’ nog het gevoel heeft dat hij zich op het gebied van de vrouw begeeft, en dat de mannelijke verkoper tegen hem samenspant met de andere sekse? Onder (gemiddelde) mannen wordt het toch nog steeds wat merkwaardig gevonden als je er blijk van geeft op de hoogte te zijn met wat dit seizoen weer voor ‘verzorgd’ doorgaat en zelf de nodige prospectie op dat vlak doet — dit ondanks verschuivingen die min of meer tot de mannelijke ‘natuur’ zijn gaan behoren, zoals deodorantgebruik (in de jaren zeventig onder ‘ons jongens’ nog een discussiepunt) of een luchtje op (dat gold toentertijd nog als ronduit verwijfd — en ondanks alle gelijkheid: dat wilde je als jongen van de gestoofde pot natuurlijk nu ook weer niet zijn). En dan is er dus nog die ‘niet al te demonstratieve sensualiteit’ waarmee wij jullie aandachtig moeten veroveren.
Zelfs als ik het karikaturale ervan in aanmerking neem, heb ik bij zoiets toch het gevoel dat u, dames, wel héél veel noten op uw zang heeft. Wij hebben aan uw borsten en heupen, uw benen en uw poep voldoende — enfin in het karikaturale plaatje dan toch. Want ja, ook voor ons geldt dat het innerlijk ons moet aanstaan, dat ogen niet alleen reclameblaadjesmooi moeten zijn, maar vooral mooi worden door wat ze uitstralen, door wat een vrouw aan persoonlijkheid heeft, kortom, en dan zelfs zo belangrijk worden dat het er opeens niks meer toe doet als de dame in kwestie niet de volgens modebladen of pornoindustrie perfecte maten blijkt te hebben. (Het is misschien nieuws voor u, maar mannen beminnen vrouwen níét alleen via seks en seksualiteit). Als we dat innerlijk weglaten hebben wij ook aan onze mannelijke seksualiteit genoeg, maar kunnen we ons ook de moeite van het scheren of niet-scheren, het dragen van de juiste, niet-exhibitionistische kleren en vooral van het tentoonspreiden van niet-demonstratieve sensualiteit bij het aandachtig, maar zo beschouwd meteen dodelijk vermoeiende veroveren besparen. Het heet masturbatie.
Daar heeft u het ook, zij het in meer bedekte termen over. ‘Seksualiteit kunnen vrouwen — in tegenstelling tot wat u beweert — best op hun eentje beleven’, schrijft u. Natuurlijk. We kunnen met de razendsnelle wetenschappelijke ontwikkelingen op het vlak van fertiliteit het seksueel verkeer tussen mannen en vrouwen zelfs helemaal afschaffen en elk op onze eigen kamertjes tot onze intense zelfbevrediging met onszelf blijven spelen. Maar het gaat er niet om dat je seksualiteit niet op jezelf kunt beleven (ik heb nergens gezegd dat dat niet zou kunnen); het gaat erom dat die seksualiteit niet van jezelf alleen ís. Vrouwen definiëren zichzelf als seksuele wezens tegenover de buitenwereld, als wezens die bijvoorbeeld respectvol, met aandacht veroverd willen worden — en voor zover het daarbij om heteroseksuelen gaat: in de eerste plaats door mannen. Je kunt nu zeggen dat die definitie vooral de mannelijke blik verraadt, of beter: het mannelijk verlangen. Als dat al zo is dan is het een vooral door vrouwen zelf geïnternaliseerde mannelijke blik waarop een hele industrie van en voor vrouwen is gebaseerd, en waaraan ze — na het tuinbroekenfeminisme, om het zo maar even te noemen — zelfs hun waardigheid ontlenen, niet alleen tegenover de man, maar ook tegenover de seksegenoot. Het enige wat ik in mijn stuk heb gezegd is dat ik als man mijzelf ook wel graag tegenover vrouwen als een seksueel wezen zou willen definiëren, omdat ik dat namelijk evenzeer ben. Maar zelfs uw behulpzame omschrijving van zo-even helpt mij en vele andere mannen niet verder om erachter te komen wat u nu precies van ons verwacht. Niet de bouwvakkersspleet in ieder geval. En als ik de jammerlijke exemplaren van mijn eigen geslacht zie waarmee sommige vrouwen langs de straat wandelen, denk ik nog wel eens aan een liedje van Joe Jackson, ‘Is She Really Going Out With Him’: Pretty women out walking with gorillas down my street. Er is van uw verlangens werkelijk geen hoogte te krijgen, mevrouw! En gelooft u mij: ik zou het heel graag anders zien.
Dat brengt me terug naar de kern van mijn probleem met de Slut Walks.
Ik woon in een buurt waar het merendeel van de bewoners niet vanzelf voor Belg, laat staan voor Vlaming doorgaat. Wat mij aan die buurtbewoners altijd het meest heeft gestoord, is het idiote machismo van het mannelijk deel van de bevolking. Ik behoor niet tot diegenen die van mening zijn dat de multiculturele samenleving ‘mislukt’ is — een opvatting die aan niets bijdraagt. Maar ik heb multiculturaliteit wel altijd in de eerste plaats begrepen als conflict: de vooronderstellingen van de ene tegenover die van de andere cultuur. Toch heb ik me in mijn buurt eerst moeten aanpassen aan het mij wezensvreemde machismo van de mannetjesputters om bij hen respect af te dwingen, zodat ik eindelijk aan de orde kon stellen wat ik ze te zeggen had: dat het om drie uur ’s nachts wel eens een keer stil mocht zijn. Gelukkig heb ik mijn postuur mee. Maar het stuit me tegen de (brede) borst dat ik me moet voordoen als iemand die fysiek geweld niet zou schuwen om een gesprek te kunnen beginnen.
Ik had natuurlijk ook mijn broek kunnen laten zakken en met een lintmeter in de hand mijn opponenten om een vergelijkend warenonderzoek kunnen vragen. Met mijn Germaanse voorkomen acht ik mij op dat punt tegenover mijn buurtbewoners niet meteen kansloos en je hoeft dan tenminste verder niet te argumenteren.
Wat ik daarmee vooral wil zeggen, is dat ik uw belangrijkste argument voor de slettenmars als meest geëigende protestvorm onacceptabel vind. U schrijft dat de Slut Walk nog het enige protestmiddel is voor vrouwen die niet, als u of ik, kunnen schrijven. En al konden ze dat wel, ze worden ‘minder serieus genomen’, stelt u. Ze kunnen eigenlijk alleen hun lichaam inzetten. Ik word ineens nieuwsgierig of het mannen die niet kunnen schrijven en minder serieus genomen worden, ook is toegestaan om vanuit hun machteloosheid hun lichaam in te zetten. Ik heb de indruk dat veel niet-schrijvende mannen (buurtbewoners of niet) dat nu juist al veel te veel doen en dat dat nu precies is wat vrouwen (en mannen die wél kunnen schrijven) hier aanklagen.
De slettenmars gaat als zodanig juist iedere discussie uit de weg. Zoals mannen vrouwen louter als ‘sletten’ zouden zien, zo krijgen die mannen nu een koekje van eigen deeg: ze zijn louter agressieve verkrachters. Dat schiet niet op omdat het in beide gevallen ver naast de waarheid is. Zo sluiten mannen en vrouwen zich in zichzelf op en dat leidt gewoonlijk tot weinig meer dan toogpraat. Terwijl het gaat om de botsing tussen verwachtingen, niet om het wegstrepen ervan. Het gaat me er bij mijn buurtbewoners immers ook niet om hun vaak door religieuze ideeën geïnspireerde vooronderstellingen, die mij wezensvreemd zijn, integraal te veroordelen; het gaat mij erom er de mijne tegenover te stellen en vervolgens met de verschillen om te gaan.
Tot slot: ik heb een dochter. Nog een klein meisje, maar toch al zowat zeven jaar oud. Ik denk dat ik als vader die noch haar seksualiteit wil hypothekeren noch haar in dat opzicht in zeven sloten tegelijk wil laten lopen, juist voortdurend bezig ben met wat onze seksualiteit, die van mannen én vrouwen, allemaal aan voetangels en klemmen met zich meebrengt. Reductie van mannen tot agressieve verkrachters helpt hier evenmin als aansporingen aan haar adres zich nu al als schoolpleinsletje te gaan kleden en gedragen. Het is het moeilijke dat daartussen ligt waar het om gaat.
Met respect, dank voor uw reactie, en met beslist ongeschoren benen,
Marc Reugebrink