Vandaag in De Standaard (en een dag later NRC)

a4432e82-7e5c-11e5-90c6-3a730865f2c4_originalOoit gidsland, nu gipsland

Het vluchtelingendebat verloopt in Nederland dermate verhit dat politici hun argumenten gecounterd zien met kogelbrieven of brandende auto’s. En dat in het land dat zich ooit zo graag het geweten van de wereld noemde? Ach, schrijft Marc Reugebrink, zo tolerant was Nederland nooit echt. Taboes waren er zodanig groot dat ze niet eens als taboe erkend werden.

foto: David van Dam/hh

Voor sommigen komt het misschien als een verrassing, maar in Nederland kunnen ze niet discussiëren. In wat een debat over de toestroom van vluchtelingen zou moeten zijn, domineert de figuur van de klassieke voetbalhooligan. Het leidt, voor de buitenstaander, tot bepaald grappige taferelen: rood aangelopen, louter met hun kloten denkende blanke schreeuwlelijkerds die mannelijke vluchtelingen ‘testosteronbommen’ noemen die hun vrouwen en dochters bij de eerste beste gelegenheid zullen ontvoeren en verkrachten. Als echter een vrouwelijk gemeenteraadslid het woord neemt om de opname van vluchtelingen te verdedigen, zingen ze in koor: ‘Daar moet een piemel in.’ Ze zouden het, kortom, eigenlijk goed moeten kunnen vinden met de gevreesde vluchteling zoals ze die zelf omschrijven. Men steekt elkaars auto’s in brand. Men stuurt elkaar kogelbrieven. Men gaat elkaar op informatieavonden ei zo na te lijf.

Het verbaast mij minder dan de gemiddelde Vlaming, bij wie nog steeds de mond openvalt wanneer hij ziet hoe grof het er bij de noorderburen aan toe gaat. Nederland heeft lange tijd, en blijkbaar vooral in Vlaanderen met succes, zichzelf opgevoerd als het geweten van de wereld, en men meende in Nederland ook werkelijk dat de rest van de wereld dat ook zo zag. ‘Nederland gidsland’ was echter vooral een slogan die het goed deed in eigen land. Ja, en ook in Vlaanderen. Dat zal te maken hebben met de zelfverzekerde manier waarop de Hollander zijn waarheden verkondigt, een zelfverzekerdheid waaraan het de Vlaming ontbreekt. Een Nederlander hoefde tot nog niet zo lang geleden nooit na te denken over de eigen identiteit — die sprak namelijk wel vanzelf. De multiculturele samenleving was lange tijd geen probleem omdat er een Nederlandse definitie van multiculturaliteit werd gehanteerd die geen rekening hield met de wel degelijk bestaande verschillen. Wat verschilt van wat een Nederlander normaal vindt, heeft eenvoudigweg geen bestaansrecht. (Daar kan de Vlaming, die zich vaak door de Hollander gekoeioneerd voelt, over meepraten.)

De tijd van nozems en provo’s

Nederland is een consensusland. Ook dat zal misschien verbazen. Het beeld van de Nederlander als een vrijgevochten individu valt immers moeilijk te rijmen met het idee dat alle neuzen dezelfde kant moeten uitwijzen. Maar over de periode van het linkse, vooruitstrevende Nederland — nozem, provo, hippie, abortus, drugs — wordt nu gesproken als over de tijd van ‘de linkse kerk’, en dat is typerend. De spreekwoordelijke vrijgevochtenheid uit de jaren zestig en zeventig werd blijkbaar ervaren als een plicht. Het betekent niet dat er op dat moment geen andere opvattingen voorhanden waren; het betekent alleen dat de onenigheid niet aan het licht mocht komen.

Voor wie zich even in Nederland verdiept, is dit alles vrij snel duidelijk. Behalve voor de Nederlanders zelf. Ik krijg medelijden als ik de bezorgde brief lees die koning Willem-Alexander aan zijn landgenoten schreef. ‘In Nederland spreken we de dingen uit en vechten we de dingen niet uit’, stelde hij. Wat een tragisch misverstand. In Nederland worden de dingen namelijk meestal níét uitgesproken, omdat er op werkelijk afwijkende meningen een taboe rust dat zo groot is dat het niet eens als taboe wordt herkend. Als het aan de oppervlakte komt, of door iemand als bijvoorbeeld destijds Pim Fortuyn aan de oppervlakte wordt gebracht, is het meestal niet in de vorm van beschaafde argumenten, maar neemt het de vorm aan van hersenloos gebral — een soort negatieve variant van de Oranjegekte. Het is de spreekwoordelijke beerput die opengaat, de put waarin alle tegenspraak en voorbehoud uit naam van de consensus jarenlang hebben liggen gisten en borrelen. De huidige putjesschepper van dienst heet Geert Wilders.

Elke protestant zijn kerk

Het heeft iets te maken met de protestantse inborst van de Nederlander. Nederland is in se een protestantse natie en protestanten staan, in tegenstelling tot katholieken, niet meteen bekend om hun meegaandheid. Binnen de protestantse kerk hoefde maar iemand één regel uit de Bijbel anders te interpreteren, of hij stichtte een eigen kerkgenootschap. Je hebt Nederlands-hervormden, Gereformeerden, Remonstranten, de Evangelisch-Lutherse Kerk, de Gereformeerd Vrijgemaakten, de Hersteld Hervormden, enzovoort. De ene kerk nog strenger in de leer dan de andere. Dit laat niet zozeer zien dat er in Nederland juist wél veel waarheden naast elkaar kunnen bestaan; het laat vooral zien dat er voor elk van die genootschappen maar één waarheid de ware kan zijn. Dat compromissen niet mogelijk zijn.

Het is niet de enige reden waarom discussiëren in Nederland meestal neerkomt op de symbolische of daadwerkelijke vernietiging van de ander. Het feit dat we in een tijd leven waarin mensen zijn gereduceerd tot louter consumenten, gefixeerd op snelle behoeftebevrediging, draagt ook bij aan gedrag dat nog het best te vergelijken is met dat van een verwend kind dat in de supermarkt krijsend ter aarde stort omdat het zijn zin niet krijgt. Het maakt dat het algemeen belang meestal wijkt voor de persoonlijke behoefte. Maar daarin verschilt Nederland niet van de meeste westerse landen. Het is de combinatie van het een en het ander die maakt dat een debat dat ook hier te lande soms heftig verloopt, in Nederland volkomen lijkt te ontsporen.

In: De Standaard, 30-10-2015

In: NRC Handelsblad, 31-10-2015

DS20151030.jpg

NRC20151031.jpg