Sam Smith wil niet meer met hij/zij aangesproken worden maar met het genderneutrale hen/hun. Net als sommige anderen (DS 17-9) heb ik na de eerste impuls om ‘fuck you’ te roepen, het gevoel dat ik op eieren moet lopen: voorzichtig, jongen, voorzichtig. Ik ken mezelf. Ik ben in staat om te roepen: als er een piemel aanhangt, is het een hij. Maar ik heb ook ‘Girl’ van Lucas Dhont gezien en er zelfs tranen bij gelaten.
Ik wil niet de indruk wekken dat ik genderneutraliteit onzin vind. Of bij uitbreiding: ik wil me niet in het kamp begeven van hen die de politieke correctheid in het algemeen maar een links complot vinden waarmee op ferme (rechtsextreme) wijze eens afgerekend dient te worden.
Niets is neutraal, kun je daaruit afleiden, ook genderneutraliteit niet. De verwijten die veel millenials de generatie van de blanke — pardon: witte — mannen van in de vijftig maken, houden verband met de misvatting dat dingen geen geschiedenis hebben, of zelfs maar mogen hebben. Vanuit een dergelijk historisch vacuüm wordt zelfs nostalgie een bewijs voor een fascistische inborst: sentimenteel worden over iets wat evident zo fout was! Iedere begrenzing is een belediging — met natuurlijk de ironie dat de politiek correcte millenial doorgaans meer regels uitvaardigt dan wie hij (of zij) bestrijdt.
De vraag is of je daar ook iets mee bereikt. Verongelijktheid is een slechte raadgever. En in veel gevallen lijkt er ook sprake te zijn van onnodig wantrouwen. Door iemand hij of zij te noemen, ben je niet per se uit op verstikkende rolbevestiging. Naar grammaticaal gesproken mannelijke woorden verwijzen met ‘hij’ is niet seksistisch. En ik zie nog steeds niet waarom ‘blank’ ineens ‘wit’ moet zijn, wat daar beter aan is (ikzelf ben bovendien eerder roze).
Dat woorden en uitdrukkingen zo hun eigen geschiedenis hebben, en dat daarom in die woorden misschien opvattingen en verhoudingen doorklinken die we nu als beledigend en discriminerend, enzovoort ervaren, het valt niet te vermijden. Maar etymologie (de herkomst van woorden) en semantiek (de betekenis ervan) zijn niet hetzelfde. Het gaat om de wijze waarop we die woorden nu gebruiken en welke betekenis ze in de huidige context, in ons gebruik, hebben. Dat gebruik kan goedschiks en kwaadschiks zijn.
Streven naar een door zuiverheidsmotieven ingegeven nieuwe taal die niemand meer beledigen kan, is streven naar een taal die niks meer zegt, want niets meer onderscheidt. Nog afgezien van het feit dat het streven naar zuiverheid in de geschiedenis meestal gepaard ging met de behoefte schoon schip te maken — op te ruimen, of korter: te zuiveren. Zo komt men onbedoeld uit bij wat men nu juist hoopte te bestrijden.
Ik wil het Sam Smith niet allemaal in de schoenen schuiven, noch alle goedbedoelende millenials. Maar hij mag ervan uitgaan dat de meeste mensen hem zijn non-binariteit niet misgunnen door te weigeren de taal zo te verkrachten dat ze onbegrijpelijk wordt. En zij die het hem wel misgunnen, dienen in de scherpste bewoordingen die onze taal in huis heeft beledigd te worden.