Dwaaltaal

De aankondiging van het kerstessay gisteren in De Standaard (vandaag staat er exact dezelfde aankondiging in) leidde op Facebook tot een discussie over andere zaken dan waar het citaat over ging. Hoewel ook daar commentaar op kwam. Iemand (Marc Ernst) merkte bijvoorbeeld op dat degenen die de afgelopen jaren het kerstessay voor De Standaard hebben geschreven bijna allemaal uit een politiek linkse hoek komen. Misschien. Geert Buelens, Paul Goossens, Manu Claeys — zeker. Maar Bas Heyne is zo links niet, lijkt me toch. Tom Naegels, ja. Maar Rik Torfs? Hoe dan ook, Ernst las graag in zo’n kerstessay opvattingen waarmee hij het niet eens was. Ik vrees dat ik hem ga teleurstellen.

Maar toch wel met de aantekening dat mijn linksigheid een eerder historisch karakter heeft. Links en rechts lijken in de hedendaagse politiek niet meer te bestaan. Als ik bijvoorbeeld na het lezen van Tony Judts Het land is moe nog maar eens tot de slotsom kom dat ik altijd in hart en nieren een sociaaldemocraat ben geweest — géén marxist, communist of iets dergelijks — dan hoort daar onmiddellijk bij dat wat zich vandaag de dag voor sociaaldemocratisch uitgeeft nog maar weinig te maken heeft met wat ik daar onder versta en ook met wat de sociaaldemocratie oorspronkelijk was. Blair, Schröder, ook Kok met zijn Poldermodel — ze hebben het sociaaldemocratische gedachtegoed te grabbel gegooid en zijn samen met het oorspronkelijk liberale denken opgegaan in het neoliberalisme. Dat neoliberalisme heeft overigens ook dat wat de liberalen oorspronkelijk voorstonden van zijn ankers geslagen.

Dus ja, mijn kerstessay zal ongetwijfeld gelezen worden als het verhaal van iemand die politiek links is. Maar voor mij gaat het eerder om iets wat aan het politieke voorafgaat. Maar dat is voor volgende week.

Waar het me hier nu even om gaat, is dat ik blijkbaar in de Nederlandse taal steeds meer op drift raak. Eerst reageerde Erik De Smedt op het Standaard-citaat met de opmerking dat het gebruik van ‘kolere’ een nieuwe druk van het woordenboek nodig maakte. Dat leek me niet. Het staat gewoon in Van Dale. Ik snap wel dat men hier in Vlaanderen misschien eerder voor de spelling ‘koleire’ kiest, of zelfs voor het Franse ‘colère’, maar dat maakte mijn spelwijze niet fout. Dacht ik. “In de kolere verraadt zich de Hollander in mij”, stelde ik.

 

screenshot_07.jpg

Tot de ongekroonde koning van het correcte taalgebruik Herman Jacobs (ik zeg dat zonder ironie; wie met taalvragen zit, kan bij hem terecht) — tot Herman opmerkte dat zich in de wijze waarop ik het woord hier gebruikte eerder de Vlaming in de Hollander was opgestaan. ‘Kolere’, aldus gespeld, verwijst in het Nederlands meestal naar de uitdrukking: ‘Krijg de kolere’, of zelfs ‘krijg de klere’. Het is een verbastering van ‘cholera’. Weliswaar omschrijft Van Dale ‘kolere’ als ‘woede, toorn’ en geeft het daar als variant ‘koleire’ (bij ‘koleire’ wordt alleen naar ‘kolere’ verwezen). Bij ‘colère’ vermeldt Van Dale dat het Belgisch-Nederlands is, maar alleen daar vind je de uitdrukking die ik in mijn essay gebruik en die in de aankondiging staat: “in een Franse colère schieten”. In dat schieten schemert de Vlaming door die zich inmiddels in ook mijn schrijftaal manifesteert, al houdt de Nederlander moedig stand door niet voor ‘colère’ of ‘koleire’, maar voor het oer-Hollandse ‘kolere’ te kiezen. Ik schrijf zo langzamerhand mijn hoogsteigen tussentaal (over mijn spreken zwijg ik…).

Ik liep daar ook al tegenaan toen ik op de uitgeverij de laatste drukproef van Menens overliep met de redactrice. Toen huldigde ik het standpunt dat als wat ik schreef niet per se fout was, er geen werkelijk probleem was. Het lijkt me niet meer dan logisch dat mijn verblijf in Vlaanderen van invloed is op mijn taalgebruik, dat mijn taal verandert. Dus heb ik ook geen bezwaar tegen het schieten, maar dan moet het wel correct in een ‘colère’ zijn toch. Zoals je hier ook “een frietje steekt’ als je een patatje eet. “Een patatje steken” zal hier na enig nadenken misschien begrepen worden als mogelijkerwijs het poten van aardappels, danwel het rooien ervan.

Soms voel ik me als K. Schippers’ vis, de haring die van Noordwijk naar Hamburg zwemt en daarna kuit schiet bij Dover: Haring, Hering, Herrings. Zo schiet ik dan, zonder het zelf goed te beseffen, in een cholera.

 

3 gedachten over “Dwaaltaal

  1. Ik weet ook niet waarom, maar ik lees graag zulke etymologische stukken vol taalkundige wijsheid, lankmoedig getruffeerd met heerlijke voor en tegens. Zeker als ze zo spits eindigen. De piek in de kerstboom.
    En net wanneer ik dit schrijf, valt een reactie van de heer Reugebrink binnen bij mijn eigenste blogje (echt waar). Toeval dat bij Kerstmis hoort zeker.
    Alle goeds trouwens aan alle mensen van goede wil, ja, ook jij dus, Marc!

    Like

  2. Wees maar trots op die vloek op de voorpagina van de Standaard (en dus op de opiniepagina’s. Symptomatisch hoe telkens het christelijk geloof op de korrel genomen wordt. U maakt waar wat u zelf schreef als ‘kerstessay’: ‘je kan tegenwoordig de krant niet openslaan zonder onmiddellijk in een colère te schieten…’.
    Waarom moet u de gelovigen zo te kwetsen?? Is dit de ‘moodswing’ die u voorstaat?
    Piet Krijnen

    Like

  3. Beste meneer Krijnen,
    Bij dit soort reacties betreur ik altijd dat de schrijver niet de moeite neemt om werkelijk te lezen wat er staat. Als u het stuk gelezen heeft, zult u zien dat die vloek een herhaling is van wat het personage Howard Beale in ‘Network’ zegt — een film die ik u aanraad zeker ook eens te bekijken. U lijkt me te reageren vanuit een reflex, niet vanuit reflectie.
    Bovendien: nog maar recentelijk werd in ‘Man over woord’, een Canvas-programma over onze taal, aangetoond dat ‘godverdomme’ in feite helemaal niet beledigend is voor christenen. Het is een formulering uit de rechtsspraak, alwaar men met de hand op de bijbel moest zweren de waarheid te zullen spreken. Men zei dat te zullen doen of ‘god verdoeme mij’. Nergens wordt hier het Opperwezen in diskrediet gebracht.
    Maar, als ik u bidden mag, wacht u even de overige afleveringen af. De verontwaardiging waar het me hier om gaat is wel degelijk morele verontwaardiging — de woede waar het om gaat is niet ongelijk aan die van Jezus in de tempel (Mattheus 21:13, Marcus 11:17, Lucas 19:46). Die ging daar ook nogal tekeer tegen de duivenkramers, geldwisselaars en dames van lichte zeden. Toegegeven, ik neem aan dat Christus niet aan zijn Vader gevraagd zal hebben hem te verdoemen. Maar kijk, ik ben, met uw welnemen, een eenvoudige heiden. En ja, ik ben een mens, of god verdoeme mij.

    Like

Reacties zijn gesloten.